- 032 -

 

 

 

 

 

 

Deze toestand eiste dat Edmond moest toezien bij elke levering van spijs voor de Vooruit. De Duitsers hadden hem voor alle zekerheid onder controle gesteld van twee Duitse zusters: Schwester Margareta en Schwester Hilde. Zeer vlug constateerde Edmond echter dat beide zusters eten van de Vooruit stalen om naar hun familie in Duitsland op te sturen. Hij had dan ook geen greintje gewetenswroeging om samen met zijn personeel eveneens voedsel uit het magazijn achterover te drukken. Wat de bezetter van ons afpakt, nemen we gewoon terug, was zijn leuze. Op de zwarte markt zou Edmond er rijk mee geworden zijn, doch daarvoor had hij een te goed hart. Hij deelde alles gratis uit aan familie, vrienden, kennissen en vreemden. Het enige plezier dat hij had, was te zien hoe blij die mensen waren om eens goed te kunnen smullen. Daarvoor riskeerde hij elke week zijn leven, want betrapt worden stond gelijk met de dood.

Eten was belangrijker dan geld geworden.

Op een dag stond Edmond weer eens aan de ingang van de Vooruit toen een camion met een lading brood was toegekomen. Boven op de laadruimte stond een man die de broden twee per twee naar beneden wierp. Op het trottoir stond een bediende die ze op ving en in een kar legde. Edmond stond er naast met een document waarop hij het aantal broden noteerde.  Wat verder rechts van hem stonden de grote vuilnisbakken met afval. Een in lompen gekleed oud vrouwtje was bezig met er in te snuisteren. Edmond zag hoe ze stukjes kippenvel eerst aan haar mantel af veegde en dan vlug in haar mond stak. Hij keek vlug rondom en beval haar: "Kom hier!"
Het vrouwtje keek hem angstig aan.  

 

-- Kom hier, herhaalde hij schichtig tussen zijn tanden door.
-- Och, mijnheer, ik zal het niet meer doen.
-- Kom hier!
-- Ik zal het nooit meer doen, mijnheer. Ik beloof het u.
-- Kom hier!
Vol schrik kwam het vrouwtje schoorvoetend naar hem toe.
-- Doe uw mandje open.
-- Maar, mijnheer, ik heb niets gestolen.
-- Doe het open, herhaalde hij terwijl hij nogmaals rond keek.
Het vrouwtje opende haar korfje met bevende handen. Op dat moment deed Edmond een stap voorwaarts, ving twee broden op en stak ze in de mand.
-- Vlug, weg, beval hij.
De opengevallen mond en de ongelovige ogen van het arme mens spraken boekdelen.
-- Vlug, weg!
Ze verdween snel achter de hoek.