|
Deze toestand eiste dat Edmond
moest toezien bij elke levering van spijs voor de Vooruit. De Duitsers hadden
hem voor alle zekerheid onder controle gesteld van twee Duitse zusters: Schwester Margareta en Schwester
Hilde. Zeer vlug constateerde Edmond echter dat
beide zusters eten van de Vooruit stalen om naar hun familie in Duitsland op
te sturen. Hij had dan ook geen greintje gewetenswroeging om samen met zijn
personeel eveneens voedsel uit het magazijn achterover te drukken. Wat de
bezetter van ons afpakt, nemen we gewoon terug, was zijn leuze. Op de zwarte markt zou Edmond er rijk mee geworden zijn, doch daarvoor had hij
een te goed hart. Hij deelde alles gratis uit aan
familie, vrienden, kennissen en vreemden. Het enige plezier dat hij had, was
te zien hoe blij die mensen waren om eens goed te kunnen smullen. Daarvoor riskeerde hij elke week zijn leven, want betrapt worden
stond gelijk met de dood.
Eten was belangrijker dan geld geworden.
Op een dag stond Edmond weer eens aan de ingang van
de Vooruit toen een camion met een lading brood was
toegekomen. Boven op de laadruimte stond een man die de broden twee per twee
naar beneden wierp. Op het trottoir stond een bediende die ze op ving en in
een kar legde. Edmond stond er naast met een
document waarop hij het aantal broden noteerde. Wat verder rechts van
hem stonden de grote vuilnisbakken met afval. Een in lompen gekleed oud
vrouwtje was bezig met er in te snuisteren. Edmond zag hoe ze stukjes
kippenvel eerst aan haar mantel af veegde en dan vlug in haar mond stak. Hij
keek vlug rondom en beval haar: "Kom hier!"
Het vrouwtje keek hem angstig aan.
--
Kom hier, herhaalde hij schichtig tussen zijn tanden door.
-- Och, mijnheer, ik zal het niet meer doen.
-- Kom hier!
-- Ik zal het nooit meer doen, mijnheer. Ik beloof het u.
-- Kom hier!
Vol schrik kwam het vrouwtje schoorvoetend naar hem toe.
-- Doe uw mandje open.
-- Maar, mijnheer, ik heb niets gestolen.
-- Doe het open, herhaalde hij terwijl hij nogmaals
rond keek.
Het vrouwtje opende haar korfje met bevende handen. Op dat moment deed Edmond een stap voorwaarts, ving twee broden op en stak
ze in de mand.
-- Vlug, weg, beval hij.
De opengevallen mond en de ongelovige ogen van het arme mens spraken
boekdelen.
-- Vlug, weg!
Ze verdween snel achter de hoek.
|
|