|
kreeg, heb ik
mijn ouders gesmeekt om te mogen thuisblijven. Sindsdien kan ik geen pap meer
horen of zien!
Herinner
jij je nog zo van die plezante feiten uit die tijd?
Een
tweetal, maar die zijn niet zo plezant, tenminste
toch niet voor mij. Het eerste gebeurde toen mijn ouders terug kwamen van een
familiebezoek. Mijn broer en ik liepen handje in handje enkele stappen vóór
hen uit. Ik moet over iets diep hebben zitten nadenken, want toen we aan de Ledebergse Botermarkt waren gekomen, vroeg ik plots aan
mijn ouders: "Moet ik ook sterven?" Mijn ouders keken elkaar
verdwaasd en zelfs een beetje verschrikt aan. Wat moesten ze daarop
antwoorden, aan een kind van vijf jaar? Ze hebben tegen mij nooit gelogen en
ook deze keer zegden ze mij de waarheid. Een beetje bang voor hoe ik dat zou
opnemen, antwoordden ze: "Ja, jongen, alle mensen moeten sterven."
Ik herinner me dat ik dit toen grondig heb overdacht en dat ik toen een ganse
dag tegen mijn ouders niet meer heb willen spreken. Dat is de enige keer
geweest in mijn leven dat ik op hen echt kwaad ben geweest. Eigenlijk
merkwaardig en ik heb er nu als volwassene nog spijt van dat ik mijn ouders
dit verdriet heb aangedaan.
Inderdaad
merkwaardig. En wat is het tweede feit?
Dat
gaat over de enige keer in gans mijn leven dat ik een pak slaag van mijn pa
heb gekregen. Werkelijk de enige keer en 'k heb dat dan nog verdiend ook!
Nooit werden er meppen uitgedeeld. Maar op een keer,
toen mijn broertje zijn eerste stapjes kon zetten - ik was toen dus vijf jaar
- moesten mijn ouders voor een korte tijd uit huis weg. Meestal namen ze ons
mee, maar blijkbaar kon het die keer niet. "Kijk,"
zei mijn vader tot mij en wees naar het keukenuurwerk, "als de grote
wijzer op dát cijfer staat, zijn mama en papa terug. Tot dán moet ge op Patrickske letten. Zal dat
gaan?" Ik knikte en zij vertrokken. Ik speelde met mijn broer en hield
regelmatig de witte stenen klok in het oog. De grote wijzer deed tergend langzaam
zijn rondeken en kwam uiteindelijk op hét cijfer te
staan. Mijn ouders waren nog niet terug. 't Was de
eerste keer dat ze me hadden achtergelaten. Ik werd ongerust. Ging eens vlug
in de gang kijken of ze nog niet binnen kwamen. Nog niet. Terug naar mijn
broertje. De wijzer stond nu al een eindje voorbij dat cijfer. Terug naar de
gang. Nog niets. Eens door het venster kijken. Geen pa en geen ma. Nu stond
die wijzer toch al een heel eind verder, vond ik en werd erg ongerust. Zou er
iets gebeurd zijn met mijn ouders? "Patrick, schoon hier blijven,"
beval ik, ging de gang in, opende de voordeur en keek in de richting vanwaar
mijn ouders moesten komen. Geen ouders. Ik stak de straat over, waardoor ik
tot op 't einde van de Ledebergse
Botermarkt kon zien. Nog steeds geen ouders! En toen
gebeurde het... Mijn broertje was in de deuropening verschenen en leunde met
zijn linkerhandje tegen het scharnier. De een of andere tocht gooide plots de
deur dicht en zijn vingers zaten tussen de spleet. Patrick begon enorm te
huilen van de pijn. Ik liep de straat over en trachtte hem te bevrijden, maar
zijn handje zat totaal vast. Ik dacht direct dat zijn vingers gebroken zaten
tussen de deur en de deurlijst. Ik wist dat mijn moeder eens op
|
|