Gaf de school jullie in die tijd veel huiswerk?
Ja.
In het eerste leerjaar een half uurtje huiswerk per avond. In de volgende
jaren werd dit stilaan opgedreven. Dat deed de leerlingen goed. Ik kreeg
daardoor een nog beter inzicht in wat de meester me overdag had geleerd en
besefte des te meer dat ik moest werken om er te geraken. En in het weekend
bezocht ik mijn grootouders en ging, trots op mijn uniformpje, naar de
welpen. Zonder forceren kon mijn lichaam er zich al spelende ontwikkelen. Wie
heeft dat nu ook weeral gezegd: een gezonde geest in
een gezond lichaam?
Ging
je dan werkelijk zó graag naar school?
Bah
ja. Turnen vond ik overbodig en gevaarlijk. Er waren nutteloze ongelukken. 't Meeste plezier vond ik in de verstandsvakken, zoals
vraagstukken oplossen en redeneren. Maar geheugenvakken vond ik ballast.
Gedichten of liedjes van buiten leren, daar had ik een hekel aan. In de
geschiedenisles vond ik het wel plezant inzicht te
krijgen in oorzaak en gevolg. Maar al die jaartallen van buiten leren, dat
vond ik niet nodig. 't Was voor mij al goed genoeg
als ik een klaar idee had in welke periode iets gebeurde. Te weten dat Keizer
Karel niet vóór Julius Caesar werd geboren bijvoorbeeld, hé.
Maar
het is toch nodig ook het geheugen te scherpen?
Dat
is juist. Maar dat een leerling nul op tien krijgt omdat hij Julius Caesar op
12 april in plaats van op 12 juli 100 vóór Christus laat geboren worden en
dat hij voor zijn sterfdatum het jaar 40 vóór Christus invult in plaats van
15 maart 44, zó iets heeft geen zin.
Had
jij daar problemen mee misschien?
Neen.
Dankzij mijn visueel geheugen. Ik had gemerkt dat, als ik teksten uit mijn
boek of schrift leerde, ik ze nadien volledig opnieuw kon zien zonder dat het
boek nog vóór mij lag. Dat visueel geheugen is me als kunstschilder later van
groot nut geweest. In de lagere school vroeg ik mijn vader 's avonds
regelmatig om mij over mijn lessen te ondervragen. De allereerste keer dat
hij dit deed, zo vertelde hij later, dacht hij dat ik een hopeloos geval zou
worden. Hij sloeg namelijk mijn schrift open en stelde een vraag. 't Ging over een geheugenvak. Ik boog het hoofd en de
eerste twee minuten kwam er geen antwoord. Wat hij niet wist, was dat ik in
mijn geheugen bladzijde na bladzijde omdraaide, precies alsof mijn schrift
vóór mij lag, tot wanneer ik aan de bladzijde was gekomen waar halverwege de
gevraagde tekst stond. En toen schoot ik in gang en
las luidop de ganse tekst letterlijk af zoals hij in mijn visueel geheugen
gegrift stond. Woord na woord zoals in het schrift. En toen
voegde ik er de punten en de komma's aan toe, zodat mijn vader op zijn stoel
verbluft naar mij zat te staren. Ik brulde het uit van het lachen.
Jij
moet vandaag een encyclopedisch geheugen hebben zeker?
Oei.
Dát niet. Ik zei het al: overdadig geheugenwerk vind ik ballast. Zo behaalde
ik voor de geheugenvakken hoge cijfers, maar de dag na het examen wiste ik al
die ballast uit mijn geheugen, precies zoals een leraar in de klas zijn
teksten op het bord wegveegt.
|