|
bedoeling
hadden. Opeens stonden ze op, goten de emmers op het gras uit en begonnen met
hun stokken alle salamanders dood te kloppen. 't Was gruwelijk en zinloos.
Tegen die dertienjarigen kon ik niet op. Schreeuwend om hulp rende ik naar
mijn vader. Toen we samen aan de poel kwamen, waren de sadisten al verdwenen
en het grasveld was een en al rood. Geen enkel diertje had de slachtpartij
overleefd. Met een valse belofte had ik hieraan meegeholpen. Dat heeft me als
kind veel pijn gedaan.
Maar het ergste dat me uit die periode is bijgebleven is dat van mijn nonkel
Pierke. Hij was taxichauffeur, een naarstige postzegelverzamelaar, een
vriendelijke man, een brave en bezorgde huisvader, met een beeldschone
echtgenote en dito dochter. Drie jaar vóór zijn dood moest zijn maag volledig
verwijderd worden. Zijn slokdarm werd tijdens de operatie rechtstreeks
verbonden met de darm. Om in leven te blijven moest hij elk uur een heel,
heel klein beetje eten. Ik zag hem graag. Hij was mager geworden. Zelfs ik,
een kind, zag dat het verkeerd ging aflopen. Toen zijn einde naderde, gingen
we hem elke week bezoeken. Hij schonk mij toen al zijn postzegels, een
waardevolle verzameling, laat ons maar zeggen zijn levenswerk. "Waarom
precies aan mij?" dacht ik. "Zorg hier verder voor", zei hij
met een trieste glimlach. Nadien werd zijn toestand zo erg, dat hij in zijn
laatste maanden aan zijn vrouw vroeg om de slinger van de hangklok stil te
leggen, omdat hij het getik niet meer kon verdragen. En toen kwamen zijn
laatste dagen. Ik heb toen gehoord hoe mijn oom vóór zijn dood door de pijn
dagenlang luidop geschreeuwd heeft, zó erg zelfs dat iedereen hem enkele
straten verder nog kon horen.
Toch nog één
vraagje: wat is je schoonste herinnering uit die tijd?
Ik
heb veel schone herinneringen uit die tijd. Eén ervan is het huwelijk van
mijn tante Georgette. Ze was wel de zuster van mijn vader, maar was veel
jonger dan hij en dus precies een oudere zuster van mij. Ze trouwde op het einde
van mijn lager onderwijs. De ganse familie, zo'n zeventig personen, was
uitgenodigd op het banket in de Roze of Blauwe Zaal van de Vooruit. Mijn
tantzet, zo noemde ik haar altijd, zat samen met haar nieuwgebakken
echtgenoot in een schitterende, zwarte koets, voortgetrokken door twee witte
paarden. Mijn broer en ik mochten als enigen rechtover het nieuw koppel
zitten. Tantzet had me vóór het instappen haar polshorloge als aandenken
gegeven. 't Was mijn eerste uurwerkje en het ging zelfs niet meer. Maar
dolblij dat ik daarmee was, terwijl ik vanuit de koets naar de voorbijgangers
keek. Een kind heeft eigenlijk niet veel nodig om gelukkig te zijn. Tenminste
als het niet te veel verwend werd...
* * * *
*
|
|