- 147 - |
|||||
HOOFDSTUK XXI
ZEEMACHT |
|||||
VAN DE HEL NAAR DE HEMEL Amper zeven maanden nadat hij besloten had om marineofficier te worden, brak voor henry de mooiste dinsdag uit zijn leven aan: de dag dat hij voor het eerst als beroepsofficier per trein in eerste klas vanuit Gent naar Brugge bolde. Met lichte halen aan zijn kort, afhangend en met lichtbruin leder bekleed pijpje zat hij te genieten in zijn van goud blinkende zeemachtuniform. In de eerste klas, waarin volk van hoge stand reisde, waren er compartimenten met bordeauxrode en groene fauteuils, om een duidelijk onderscheid te maken tussen de ruimtes voor de rokers en de niet-rokers. De geribde, dikke, fluwelen zetels waren erg comfortabel en de reizigers zakten er gezellig tot aan de broeksriem in weg. Het leven leek henry plots toe te lachen: plezant, geëerd, gevarieerd, avontuurlijk. Kortom, gans anders dan de week voordien. Daarenboven ging hij opnieuw kunnen samenwerken met Comdip en kende hij reeds zijn opdrachten, die hij vele maanden eerder als RO al had volbracht. Zo'n leven was voor hem de verplaatsing van zowat honderd kilometer per dag heen en weer naar Sint-Kruis meer dan waard, ook al ging hem dat vele treinabonnementen en buskaarten kosten. Vele burgers dachten dat de staat de verplaatsingen betaalde van zijn beroepsmilitairen en zeker van de officieren naar hun kazernes, te meer omdat deze laatsten blijkbaar zomaar in eerste klas reden. Maar dat was niet waar. Enkel als ze gemuteerd werden naar een ander garnizoen, iets zeer gewoons bij het leger, werden hun verhuiskosten vergoed. En als de militair bij een mutatie niet verhuisde, werden zijn verplaatsingen naar de nieuwe kazerne alleen gedurende de eerste drie maanden terugbetaald. Voor henry was het duidelijk: omdat Gent om zo te zeggen in het zwaartepunt lag van de driehoek Antwerpen-Nieuwpoort-Brussel, de drie verste marine-eenheden, kon hij zijn besluit handhaven om een woonhuis in zijn geboortestad te kopen. |
|||||