- 259 - |
||
|
||
op de grond. Het leek een gezellige bedoening. Het stadsbestuur wilde, dat de kunstenaars aan het publiek toonden hoe ze te werk gingen. Daarom zaten ze dan ook te schilderen of te boetseren, de ene wat bedrijviger dan de andere. In de hoop een werkje te kunnen verkopen, knikten sommigen eens vriendelijk naar een voorbijwandelende toeschouwer als die plots geïnteresseerd een stapje dichter bij één van hun werken kwam kijken. Anderen reageerden nooit op blijken van belangstelling, hetzij omdat ze te druk bezig waren, hetzij omdat ze hiermee hooghartig wilden bewijzen, dat het absoluut normaal was dat niemand voorbij de pracht van hun werken kon passeren zonder er vol bewondering naar te komen kijken. -- Ach, maar joengens toch, zitte gij hier uuk? riep henry in z'n Gents dialect verheugd, die een vriend van zijn vader onder de kunstschilders had herkend. -- Ja, joenk, al ne guule tijd, zulle, maor nie alle weke. -- 'k Wiste kik da nie. Schune wirke hedde gij. Proficia. 'k Ben hier aan 't rondkaake om uuk t' exposere... -- Da zoe goe zèn. Toens kenne kik hier tenminst' iemand. -- Hoe... en neu? -- Niemand, joenk. Bah, 't er zèn hier eigenlijk twie groepe. Rondom mij zitte "d' Onafhankelijke": elk op zijn eige. Tegenover mij doar zit de groep van "Den Verkuper". Zuu noeme kik hem. Diene groep doar an den overkant, al de dieë hange allemoal van hem af. Precies vliege op ne... ge weet wel, hé. Doar meugde nie goan tussenzitte. Den Verkuper verdroagt da nie. -- Joa, moar, 'k hè g'huurd da elke kunsteneire toch mag zitte woar dat hij wil... Wie 's morgens 't iest toekomt, zet hem toch woar dat hij wil? -- Vergeet da moar. 't Es wel groatis, moar iederien hé hier zijn aage vaste ploatse. -- 't Stad hé da anders beslist. En doarbij: Den Verkuper ès dienen amateurschilder die 'n trèwkadootje veur mij hè geschilderd. -- Da kan wel, moar, let op mijn woorde, 't zal nie lukke. Op die manier vernam henry, dat minstens de helft van de kunstenaars op dat pleintje, ondanks al hun blabla over vrijheid en gelijkheid en broederlijkheid, een machtstrijd voerde voor de beste plaats. Niet de kunst was belangrijk, wel hun portemonnee. Nu hij dat wist, begon henry daar met een gans andere kijk rond te toeren. Den Verkoper bijvoorbeeld had zich nabij de witte gevel van de Europabank een ganse zijde van de trapezoïde toegeëigend, waardoor hij het meest op viel bij het opgedirkt zondagspubliek, dat toevallig of weloverwogen op de kunstmarkt terecht kwam. Veel speciaals stelde zijn werken niet voor: braaf geschilderde huizekes, boerderijtjes, wolkjes, koetjes en verder nog enkele stillevens. Kortom, een zondagsschilder. Zijn aanhangers waren van het zelfde allooi en hielden aan weerskanten van hem de helft van 't pleintje bezet. Het viel henry op dat er elke week één plek tussen hen open bleef, gelegen in het lommer van een grote, prachtige boom, juist aan Den Verkoper z'n linkerkant.
* * *
-- Hoe was het gister op de kunstmarkt? vroeg Oswald toen z'n officier het kantoor binnen stapte. -- 'k Heb daar wel al een paar zondagen op verkenningstocht geweest, kwestie van er een geschikt plaatsje uit te kiezen, maar deze keer heb ik echt iets bijgeleerd, antwoordde henry. |
||