- 276 - |
|||
|
|||
In een ander bureau werkte de MAC, Franse afkorting voor "hoofdwapenmeester". Hiermee zitten we op het tweede echelon met z'n korpschef en stafofficieren. De MAC was een slanke, vriendelijke en ervaren vijftiger met de graad van oppermeester. Met scherpe blik vanonder enkele lichte plooien en grijzende wenkbrauwen waakte hij als een echte vaderfiguur over de basis. Een betere adjunct kon ik me als N1 niet indenken om de tucht te helpen handhaven.
Als stafofficier een goede MAC en als eenheidscommandant een goede MAD hebben, dat klinkt goed. Ja, ik had het geluk met zulke mannen te kunnen werken. "De eerste indruk is altijd de juiste", placht mijn vader te zeggen. Awel, dat was voor deze heren het geval en ik...
Je zegt: heren? Ja, deze ondergeschikten noem ik "Heren". Daar, in het verste puntje van Vlaanderen, in het uiterste noordwesten, zag ik het al van zodra ik in deze basis kwam: ze waren op-en-top te vertrouwen. In alle omstandigheden. Echte gentlemen. In de eerste weken dat ik daar N1 was, stond de MAC op een maandagmorgen me aan de ingang van het stafgebouw op te wachten.
De MAC, die de N1 buiten staat op te wachten, dát kan niet anders dan voor een ernstige zaak zijn. J' hebt gelijk. 't Was zelfs zeer ernstig. Hij vertelde me dat een matroos, die 's nachts uit weekendverlof was teruggekeerd, aangevallen was door drie paracommando's toen hij hun kwartier passeerde. Ik liet direct die matroos naar mijn bureau komen, om alle details te vernemen.
't Was zeker een persoonlijke afrekening? Was hij gekwetst? Enkele blauwe plekken. Nee, 't was niet persoonlijk. Ik vermoedde een uiting van rivaliteit tussen de para's en de marine. Ik telefoneerde naar de S1 van de para's. 't Was een kapitein. Vanuit mijn bureau zag ik enkele minuten later, hoe hij zijn para's liet verzamelen en hoe hij met mijn matroos tussen de geopende gelederen liep. Maar mijn matroos kon de daders niet aanwijzen.
Waarschijnlijk was het daarvoor te donker geweest. Dat dacht ik toen ook. Maar een week later stond de MAC me terug op te wachten. Nu waren twee matrozen overvallen door vijf paracommando's. Terug ontrolde zich het zelfde scenario en terug herkenden mijn matrozen geen enkele dader. Dat vond ik al vreemd. Daarna ging weeral een weekend voorbij en kwam ik de marinebasis binnengestapt en wie zag ik daar aan de ingang van het stafgebouw?
De MAC. Juist. "Weeral?" vroeg ik met stemverheffing, terwijl ik de gebruikelijke morgenbegroeting vergat, want mijn bloed stond op |
|||