- 387 - |
||
|
||
Omdat het na de diensturen was, zeker? Juist. En dan was er nog mijn Number One. Die moest ik ook dringend verwittigen, want ook hij was een doelwit.
Ook dat nog! Die gedachte flitste door mijn hoofd en ik keerde even op mijn stappen terug met de bedoeling om hem dadelijk op de hoogte te brengen. Maar ik stopte meteen: hij was vóór mij vertrokken en hij carpoolde. Dus verkeerde hij op dat ogenblik niet in gevaar. Maar van zodra ik ging thuiskomen, was het mijn plicht om hem direct te informeren. Ik draaide me terug om en wandelde opnieuw, maar deze keer kordaat, in de richting van de derde wachtpost.
Oeioeioei! Dat wordt spannend. En toen? En toen? Op dat uiterst kritiek moment, greep de 'magische hogere hand' terug in. Velen zullen natuurlijk zeggen dat ik puur geluk had. Misschien was dat wel zo, maar één ding is zeker: dat was nog nooit gebeurd. Wat? Awel, dat een auto met vier onderofficieren van de zeemacht, op 't eerste gezicht zomaar pardoes, naast mij stopte. De chauffeur was een Gentenaar en hij riep: "Commandant, rijdt ge ook mee naar Gent?"
Tjen, tjen, dat moet nu toch wel lukken, hé. Ik stapte aan de linkerkant in, dankte, deed m'n hoofddekstel af en zakte een beetje in de zetel weg, zodat ik met m'n ogen net boven de onderkant van 't vensterke de omgeving in 't oog kon houden. En, ja hoor, toen we de hoek om sloegen, zag ik Patat in zijn auto zitten, spiedend naar het vertrekkend personeel.
Je had dus gelijk: hij was er. Ja. En 't was duidelijk dat hij daar op mij stond te wachten. Een andere reden had hij niet. La Belle was dood en hij kende niemand anders van ons ministerie, dus.
En heeft hij je werkelijk niet opgemerkt? Neen. Hij verwachtte blijkbaar niet dat ik per auto ging buiten rijden. Bovendien had ik me te goed verscholen.
Keken je onderofficieren er niet verbaasd van op toen ze je in 't begin van de rit zo ineengedoken in de auto zagen zitten? Na de begroeting hadden zij de draad van hun gesprek weer opgenomen en letten niet eens op mijn houding.
Heb je het aan de chauffeur verteld? De chauffeur was een vriendelijke eerste meester-chef. Hij werkte op de Generale Staf van de Zeemacht. We kenden elkaar natuurlijk heel goed. Neen, hij heeft nooit geweten dat hij misschien mijn leven heeft gered. Het is een ongeschreven regel, dat een officier zijn persoonlijke problemen niet aan ondergeschikten vertelt. |
||