- 406 -

 

Maar henry gaf het nog niet op. Hij nam zich voor om Roger opnieuw te helpen van zodra zijn ziekte aan de beterhand was. Op zondagnamiddag 19 mei 1985 kon henry hem in de kliniek tijdens de bezoekuren terugzien en hoopte dan met hem zijn terugkeer naar z'n werk te kunnen bespreken. Maar eerst ontving henry 's morgens nog enkele bezoekers in zijn kunstgalerij, die hij kort voordien had geopend op een strategisch goed gelegen locatie: aan de overkant van het Gents Museum van Schone Kunsten én op het gekend Gents kruispunt De Overpoort. "D' Heuvelpuurte", zo noemden de echte Gentenaars die plaats. Welbeschouwd oogde HENRY'S GALLERY ook een beetje ondeugend naar de ingang van het kantoor van henry's tegenstrever Jan Hoet, want die lag daar schuin tegenover. In de toekomst zou hij Jan zelfs schriftelijk naar zijn galerij uitnodigen, maar die is daar nooit durven op ingaan. Het was één van henry's doelstellingen geweest om ooit eens zelf een kunstgalerij te openen en daarom had hij daar het gelijkvloers afgehuurd van een groot huis met witte voorgevel van de heer Bronchaert. Met een aantal spotlichten, panlatten, balkjes en enkele dozen verf had henry in een mum van tijd het gelijkvloers omgetoverd in een galerij. De openingsuren waren beperkt: enkel op woensdagnamiddag, zaterdagnamiddag en zondagmorgen kon men er de schilderijen van henry bekijken.

 

 

HENRY’S   GALLERY

 

BUITENZICHT

 

BINNENZICHT

 

 

 

 

Op zondag 19 mei voelde hij zich een beetje schuldig omdat hij, terwijl zijn vriend Roger in nood verkeerde, met een brede glimlach zijn bezoekers moest te woord staan. Zouden die het niet merken dat zijn glimlach geforceerd was? Telkens als ze weg waren, ging hij op zijn stoel zitten, die in de verste hoek stond, en bekeek het poëziealbum van Brigitte, de dochter van Robyn. Een mooi meisje van zestien jaar met een goed karakter en donkere haren. Andere jongeren hadden een fraai poëziealbum met lederen kaft en een koperen slotje. Maar het poëzieboek van Brigitte was een gewoon dik schrijfboek met geruite bladen, waarvoor ze net zo veel zorg droeg als voor het chicste album. Dit had, samen met de toestand van haar vader, henry tot in het diepste van zijn ziel geroerd. "Wilt ge alstublieft ook iets in mijn poëzietje tekenen en schrijven?" had ze gevraagd. "Natuurlijk", had henry geantwoord. Hij schilderde er nu een clown in, voor het eerst een vrouwelijke clown, en ondertekende het werkje net alsof het een echte schilderij betrof. Hij gebruikte er zijn resterende Van Gogh-verven voor. Op het blad rechts ernaast - niet wetende dat haar vader drie dagen later al ging sterven! - schreef hij volgend pretentieloos gedichtje: