- 416 -

 

Door deze zware verplichting vonden henry en alle militaire officieren, dat hun 'vrijheid' van cruciaal belang was en inherent aan hun status van officier. Om zijn opdrachten op het ministerie tot een goed einde te brengen, kwam henry daar elke morgen omstreeks kwart over negen aan. Hiervoor stond hij elke dag om half zeven op. Maar nu verlaagde die nota hem welbeschouwd in rang: bij nader onderzoek bleek dat hij daardoor elke dag om twintig over vijf moest opstaan om tussen de arbeiders en bedienden per trein naar Brussel te vertrekken. Vernederend. Had hij dáárvoor zoveel gestudeerd? Had hij dáárvoor de zwaarste militaire opleiding gevolgd? Om elke dag de zware verantwoordelijkheid op het ministerie te dragen en de juiste beslissingen te nemen na een onvoldoende nachtrust! Zulke donkere gedachten schoten door zijn hoofd. Hij stond voor een dilemma: oftewel ging hij het bevel uitvoeren en ontploffen - hij vóélde het - oftewel ging hij dat bevel negeren en zijn taken op de zelfde manier blijven vervullen zoals hij tot op dat moment had gedaan. Een zwaar dilemma voor een militair officier. Hij koos voor de tweede mogelijkheid... Een week lang ging het goed en hij dacht al... Maar neen, op een dag werd hij geroepen. "Hebt gij die nota dan niet gelezen? Ja? Die moet uitgevoerd worden." En henry had geknikt. Hij kon niet anders. Bevel was bevel. Maar hij hoopte nog steeds op enig inzicht van zijn toestand en deed weeral alsof die nota niet bestond. En weeral werd hij enkele dagen later ter verantwoording geroepen. Nu moest hij wel plooien.

 

DE DAG WAAROP DE ZON NIET OP KWAM

Sterk genoeg was henry zijn gestel geweest om het zeven maanden vol te houden: elke dag zeer vroeg opstaan en de veel te drukke dagen al lachend doorbijten. Het leek erop dat alles goed ging en niemand - ook henry niet- zag het aankomen, maar uiteindelijk gebeurde het. En dan nog in het begin van zijn grote zomervakantie. Vier weken vakantie boden hem eindelijk de mogelijkheid om zich eens werkelijk te beginnen ontspannen, om eindelijk eens tot rust te komen. Maar toen gebeurde het. 't Was op een vrijdagmorgen. Op die morgen van 5 augustus 1983 kwam de onvermijdelijke terugslag. Pardoes, en dan nog in zijn vakantie! Die morgen had hij zijn vrouw horen opstaan en bleef hij liggen om wat verder uit te slapen. Om negen uur riep Monique hem wakker vanuit het trappenhuis. Hij opende zijn ogen, langzaam. Hij lag op z'n rug. De hiel van zijn rechtervoet deed pijn. Dat was normaal, want die lag per toeval op het enig slecht ressort van zijn twintigjarige matras. Niet erg: hij verlegde zijn voet, maar voelde op dat moment ook nog een tweede steek, deze keer in zijn rug. Nóg een slecht ressort? "Nu wordt het toch stilaan tijd dat ik een nieuwe matras ga kopen", overlegde hij bij zichzelf en ging meteen wat meer in het midden van de matras liggen. "Hoe is dat nu mogelijk: hier steekt ook al een ressort uit, een derde!" vloekte hij binnensmonds. En weeral verplaatste hij zich. Maar ook daar voelde hij een springveer. Hij ging rechtop zitten. Maar de steek in zijn rug bleef bestaan, ja, verergerde zelfs. Dat kon niet meer van een ressort zijn. Hij deed zijn pantoffels aan en ging voorzichtig naar de trap. Daar, op de bovenste tree was het precies alsof een mes dieper en dieper in zijn rug werd gestoken. Zijn beide handen gleden langs de trapleuning naar beneden en in versneld tempo strompelde hij de trap af. Beneden aangekomen, zag hij rechts in de keuken Monique, die bezig was de boterhammen te smeren. Terwijl de pijn heviger en heviger werd, sleurde hij zichzelf met een laatste inspanning van zijn krachten naar links, regelrecht de living binnen. Daar greep hij met de rechterhand de zware, ijzeren salontafel vast, die in zijn weg stond. Die smeet hij met één hand tegen de muur. Een tafel die hij normaal enkel met twee handen kon opheffen. Daarna plofte hij languit in de canapé. De pijn begon hem uit te putten.