- 438 - |
|||||
|
|||||
Lachen? Dat kun je toch niet verbieden? Een lach is toch iets dat vanzelf opeens ontstaat. En toch gaf hij dat bevel. Drie jaar later zou het eerste bevel van zijn opvolger luiden: "Er moet terug gelachen worden!" Om de goede geest onder mijn hard werkende bemanning te behouden, had ikzelf regelmatig anekdotes en grappen verteld. De boog mag niet altijd gespannen blijven, hé. En er waren nog andere gedragingen van Waalmans die onbegrijpelijk waren. Later liep ik eens door de gangen zij aan zij naast hem. We waren allebei in uniform. Er kwam een burger naar ons, die blijkbaar de graden van het leger niet goed kende en zich tot de hoogste in rang wilde richten. Hij dacht dat ik dat was met al dat goud op mijn mouwen en op mijn schouders en stelde bijgevolg zijn vraag aan mij.
Oei. Dat liep zeker verkeerd af? Was Waalmans dan zó jaloers? Niet alleen jaloers. Naarmate de maanden verstreken, merkte ik dat hij niet alleen vijandig stond tegenover de Vlamingen en jaloers was op de mensen van de Zeemacht, maar dat hij ook kwaad was op de kunstenaars.
Olala! En die drie elementen verenigen zich in jou. Het is eigenlijk nog te verwonderen dat jij zijn derde en niet zijn eerste slachtoffer werd. Dat hebben anderen ook al gezegd. Die denken dat het komt door mijn manier van kijken. In mijn blik zou naast vriendschap ook nog een dreigende waarschuwing te bespeuren vallen. Een waarschuwing aan al wie van plan is om iets verkeerds te doen. Daarom heeft Waalmans volgens mij eerst twee andere Vlaamse officieren aangepakt.
En waarschijnlijk had Waalmans al van je reputatie bij de Zeemacht gehoord en vermoedde hij dat hij misschien tegen jou kon verliezen. Maar dat is je als ondergeschikte natuurlijk niet gelukt. Toch wel. Waalmans had één doel: hij wilde generaal worden en dat is misgelopen na al wat hij met mij trachtte uit te spoken.
Hoezo? Speelde de magische 'hogere hand' daarin weeral een rol? Dat zou kunnen. Mijn zenuwen waren na drie jaar vechten in dat tranendal omzeggens kapot. Ik hield me kloek en streed mijn eenzame, bittere strijd. Als officier mocht ik ook mijn hart niet luchten bij mijn ondergeschikten. Maar toch begonnen er geruchten de ronde te doen en Waalmans begon op het Ministerie enorm veel tegenwerking te ondervinden, ook op het gebied van de informatica.
. |
|||||