- 450 - |
|||
|
|||
De houding van die FDF-kolonel werd toch misdadig, hé?! Over 'misdadig' gesproken: ik heb je nog wat anders te vertellen. Maar eerst wil ik het hebben over Lisette, een lieve, dappere Vlaamse vrouw met een formidabel geheugen. Zij fungeerde als secretaresse van die kolonel. Zij nam op 25 april een groot risico door stiekem tot bij mij te komen en me te zeggen: "Commandant, er is begin april een telegram van het militair hospitaal gearriveerd, waarin staat dat u vanaf 1 april 1988 gedurende zes maanden dienstfaciliteiten hebt gekregen met werkuren van tien tot zestien uur. De kolonel heeft dit telegram achtergehouden!" Dat telegram was het resultaat van een onderzoek, dat ik een paar weken voordien op 28 maart in het Militair Hospitaal te Bredene had ondergaan.
Wat kon jij daar nog tegen ondernemen? Twee dagen nadat Lisette me die informatie had gegeven, ging ik naar de infirmerie van ons ministerie en sprak erover met de hoofdgeneesheer. "Ja," beaamde deze, "uw kolonel is een moeilijke. Ik heb hier al enkele militairen op visite gehad, die het bij hem niet meer konden volhouden."
Dat waren zeker ook Vlamingen? Ik vermoed van wel, maar ik vergat het hem te vragen. Het waren alleszins lageren in graad. Onderofficieren en soldaten. Wegens het beroepsgeheim van die dokter mocht ik hun namen niet vragen, maar ik vond het nog erger voor hen dan voor mij. Als niet-officier zal ieder van hen die onrechtvaardigheid nog moeilijker hebben verteerd dan ik. Tegen zulke toestanden kom ik in opstand en ik ben blij dat ik als kunstschilder mijn gevoelens nog kan uiten op doek.
En wat heeft die hoofdgeneesheer voor jou ondernomen? Hij gaf me een kopie van de nota die het Militair Hospitaal van Bredene had opgestuurd en gaf me volgende raad: "Overhandig dit maar aan uw kolonel en hij is verplicht dit uit te voeren." Dat heb ik dan ook gedaan, maar Waalmans weigerde ze uit te voeren. De dag nadien deelde ik dit telefonisch mee aan de infirmerie, maar tot mijn stomme verbazing vernam ik dat de hoofdgeneesheer geen enkel initiatief meer tegen Waalmans durfde te ontplooien. "Commandant,' raadden ze me aan, "waarschuw het hospitaal van Bredene en zolang uw kolonel niet inbindt, geven we u de raad om met voorschriften van een dokter ziek thuis te blijven, telkens het werk voor u te zwaar wordt." Die raad kreeg ik ook van de marinedokters. Met Waalmans als kolonel was dit natuurlijk de simpelste oplossing en dat heb ik toen dan ook een tijdje gedaan: ik werkte elke dag van kwart vóór negen tot halfvijf en viel regelmatig ziek. Maar hiermee had mijn hart het opnieuw zwaar te verduren.
Wilde je het ook niet hebben over 'iets misdadigs'? Awel, kolonel Waalmans begon zich natuurlijk stilaan onaantastbaar te voelen na al dit gebeuren. Hij werd driester en driester. Spion en 'Den Verklikker', mijn ex-secretaris die nu op zijn secretariaat werkte, deelden in die ongenaakbaarheid. Het werd een gevaarlijke toestand. Op een dag bijvoorbeeld verspreidde zich het hardnekkig gerucht dat 'Den Verklikker' een brave milicien met een vuistslag de grond had ingestampt en dat Waalmans dit incident met de mantel der liefde bedekte. Omdat ik 'Den Verklikker' er wel toe in staat achtte om zoiets te doen, heb ik getracht om de waarheid te achterhalen, maar tevergeefs. Je moet weten dat een overste die zoiets doet in het leger, vast en zeker vóór de krijgsraad moet verschijnen en alvast een hard bedje in de gevangenis mag reserveren... Maar dit misdadig feit was niet het enige! |
|||