- 492 - |
|||||
Verwacht
werd dat de journalisten op het einde van de week gingen toestromen bij de
afvaart van de drie schepen. Maar niets was minder waar. Nog maar pas had
henry zijn richtlijnen gekregen of de postcommandant begon hem keer op keer
te verwittigen als een persdienst zich bij het wachtlokaal meldde. Die dag al
ving henry achtereenvolgens een Vlaamse televisiepresentator, twee Waalse
televisieploegen, een Vlaamse radioverslaggever en een Franstalige fotograaf
op, leidde hen rond en gaf uitleg. Ze vertrokken allemaal tevreden, maar
henry wist toen al genoeg: hij ging een zware dobber hebben aan die ‘kalme job’ die admiraal De Wilde hem voor zijn laatste jaren bij
de Zeemacht had gegeven. En het werden inderdaad dagen vol actie van ’s morgens
vroeg tot ’s avonds laat. In de eerste drie dagen bijvoorbeeld ontving hij
meer dan honderdvijftig journalisten uit binnen- en buitenland. Geschreven pers, fotografen, tv-ploegen, ze arriveerden allemaal
afzonderlijk. En telkens ging henry met hen eerst naar de wardroom
voor een gezellige koffie en daarna was het schip op, schip af. En net zoals
hij dat altijd deed, schudde henry vriendelijk de hand van de onderofficieren
en de matrozen evengoed als van de officieren. De journalisten noteerden
hierdoor de goede sfeer die bij de Marine heerste. Ze stelden allerlei vragen
en henry gaf telkens antwoord, desnoods een diplomatiek. Sommige vragen waren
geestig, zoals: “Is het waar dat al uw nieuwe tripartite mijnenjagers namen
van bloemen hebben?” – “Dat is juist.” – “Wat betekent Myosotis?” –
“Vergeet-mij-nietje”, antwoordde henry... en hopla,
in het dagblad stond nadien een plezant tekeningetje van een matroos, gepakt
en gezakt, met aan zijn zijde een kwaad kijkende meid, die met het
woordenboek in de hand tot hem zei: “Myosotis wil dus zeggen: vergeet mij
niet! Gesnapt?!" Maar
henry leerde ook journalisten kennen die zich niet hielden aan de afspraak of
die liever de waarheid verdraaiden en eerder belust waren op sensatie. Zo was
er ene die wilde aantonen dat er bij de Zeemacht enkel bierzuipers waren. Hij
nam daarom een foto met op de voorgrond een op de kade hoog opgestapelde hoop
bierkratten en op de achtergrond een veel kleiner lijkend schip, dat alle
nodige voorbereidselen aan het treffen was voor de afvaart. Met een klein
beetje rekenkunde kon iedereen zien dat er in die kratten per bemanningslid
nauwelijks twee flesjes bier staken per dag. Maar commandant henry besefte
heel goed, dat niet iedereen dat ging becijferen. “Gij
gaat die foto toch niet publiceren zeker,” opperde hij, “zoiets kan problemen
scheppen in hun gezinnen.” De journalist schudde van nee, maar kort nadien
stond die foto toch in het dagblad. Ook was er een journalist die nabij de gangway van de A961 Zinnia plots deed alsof zijn
schoenveter was losgekomen. Hij bukte zich en deed alsof hij zijn schoen in
orde bracht, terwijl zijn groep bleef verder gaan. Maar commandant henry had
hem door. Toen een matroos de Zinnia verliet en door de journalist werd
aangeklampt, beval henry meteen: “Matroos, niets zeggen!” De matroos zweeg
direct en de journalist ving bot. De
pers was zeer positief over de Zeemacht en zowel van ‘Brussel’ als van de COM
kreeg henry dan ook felicitaties voor de manier waarop hij zijn opdracht uitvoerde.
Uiteraard droeg hij als officier-kunstschilder bij de Marine zijn witte hoed
en witte schoenen niet en daarom moesten de journalisten hem op een andere
manier karakteriseren. “De man met de gouden bril,” gaven ze aan elkaar door,
“bij hem moet ge zijn.”
|
|||||