- 528 - |
|||||
MEERDERE EPILEPTISCHE AANVALLEN “Vanaf half
februari 1992 had Monique om de twee weken een aanval, die almaar erger en erger
werd. Op doktersvoorschrift moest ze dure medicamenten nemen. Ik kocht ze
regelmatig bij de apotheker. De hersentumor groeide snel. Monique zou niet
lang meer leven, dat besefte ik. Om haar nog een beetje te sparen, besloot ik
om met Sven af te rekenen na haar overlijden. Ondertussen moest ik hem wel
speciaal in het oog houden, voornamelijk als hij in de omtrek was op een
moment dat ik zijn moeder moest helpen als ze een aanval kreeg. Dan moest ik
soms kussens rondom haar leggen.” DREIGENDE STILTE “Van maart tot
juni 1992 werd het voor mij leefbaarder. Terwijl ik eigenlijk nog de enige
was die nog echt voor Monique zorgde, heerste thuis de sfeer van een koude
oorlog. Soms siste Sven dat hij me ging vermoorden of dat hij me een tweede
hartinfarct ging bezorgen.” ZIEKENHUIS “Tijdens de
Gentse Feesten in juli 1992 wilde Monique per se een optreden bijwonen van
een bepaalde artieste. Sven had beloofd om haar en MM naar de desbetreffende
feesttent te vervoeren. Ze was dus in goede handen en omdat het donderdag
was, vertrok ikzelf naar Brugge en Zeebrugge om Timi te steunen. Maar Sven
hield zijn woord niet en liet zijn moeder gans alleen te voet vanuit ons huis
vertrekken! Terwijl zij aan het standbeeld van Lieven Bauwens was gearriveerd
en tussen het volk stond te wachten om de feesttent binnen te gaan, kreeg ze
opnieuw een erge epileptische aanval. De omstanders verwittigden de
hulpdiensten en de brandweer van dienst bracht haar naar een ziekenhuis. Toen
Sven en MM op het Lieven Bauwensplein aankwamen, was Monique daar natuurlijk
niet meer. Ze bleven dan maar zonder haar van het feest genieten. Toen ik ’s
avonds thuiskwam, zat Sven in de zetel en zei doodgemoedereerd: ma is
verdwenen. Toen ik hoorde dat hij zijn moeder niet naar de feesttent had
gebracht, begon bij mij op dat ogenblik een alarmbelletje te rinkelen. Ik
besefte wat er gebeurd was en besloot om mijn zoon kalm te houden. Ze zal in
de Gentse Feesten iemand ontmoet hebben en is daar blijven plakken, stelde ik
hem gerust, ga maar gaan slapen, ik blijf wel de wacht houden. De dag nadien
wist ik na een paar telefoontjes dat Monique was opgenomen in het UZG, het
Universitair Ziekenhuis te Gent. En stel je voor: Sven, die als
vierentwintigjarige man niet wist wat hij in zulke omstandigheden moest doen,
bedankte me voor die inlichting. ’t Is triestig als je als vader beseft dat
je niet alleen een vijand maar ook een sukkelaar op de wereld hebt gebracht.” |
|||||