- 539 - |
|||
HOOFDSTUK
LVII
|
|||
“ … begon henryEC alvast zijn huis om te bouwen tot een versterkte burcht.“ Voor het eerst
voelde henryEC zich totaal vrij. Zo vrij als een vogel. Geen verantwoordelijkheden
meer. Geen verplichtingen meer. Hoewel… Nu moest hij op een bedachtzame
manier aan zijn planning beginnen om Timi te redden uit de greep van haar aan
de alcohol verslaafde moeder en haar criminele, aan bier en sigaretten
verslaafde vader. Dat had hij Timi beloofd en dat ging hij dus ook doen.
Daarom begon hij de dag na de begrafenis haar en haar ouders bij hem thuis
uit te nodigen. Timi hielp hem zelfs bij het klaarmaken van de maaltijd en
haar ouders lieten het zich uiteraard welgevallen. Een dag later, op zondag
18 oktober, reed hij met Timi naar de Gentse Vogelmarkt op het Laurentplein,
omdat ze wilde weten waar hij al zijn kleurrijke, tropische vogeltjes had
gekocht, die ze in zijn glazen binnenhuisvolière had zien vliegen. -- En is er hier geen hondenmarkt? vroeg ze nadat ze met henry alle verkooppunten had doorlopen. -- Natuurlijk, die wordt elke zondag ingericht op de Oude Beestenmarkt aan de Keizer Karelstraat, slechts honderd meter hiervandaan, antwoordde hij glimlachend. -- Kunnen we daar ook eens naartoe wandelen? -- Kom, we zijn al op weg, zei henry toen hij zag hoe haar ogen begonnen te glinsteren. Kijk, hier aan de overzijde van het water ligt Geeraard de Duivelsteen. Ridder Geeraard werd De Duivel genoemd omdat hij een donkere huid en pikzwart haar had. -- Zoals uw haar. -- Ja, deugniet, maar ik heb dan wel een blanke huid, hé. De Gentenaars zeggen altijd kortweg: ’t Geeraard Duivelsteen. Vanuit dat gebouw werd in de middeleeuwen de Gentse haven verdedigd. Al babbelend
arriveerden ze op de hondenmarkt. Daar hield Timi plots halt bij een
lichtgroene, plastieken wasmand waarin drie Siberische husky puppy’s zaten.
Eén ervan had helderblauwe ogen en was bijzonder mooi getekend. Timi bleef
als aan de grond genageld staan en staarde gefascineerd in de helderblauwe
kijkers. Ze bleef maar naar het hondje staren en het werd voor henry
overduidelijk dat ze er verzot op was en dat ze alle moeite deed om haar
goesting te onderdrukken om het diertje uit de mand te nemen. Ook het hondje
hield zijn grote blauwe kijkers op haar gericht. -- Pak het eens op, porde
henry haar aan. Daar stond ze dan met het hondje in haar armen. Vol vertedering keek ze ernaar en henry zag een zweem van droefheid op haar gezicht. -- Wilt ge het hebben? stelde henry voor. -- Ja, knikte ze triestig, maar ik zal het niet mogen
houden. -- Hoe bedoelt ge? -- Ofwel zal ik het van mijn ouders niet mogen houden,
ofwel zal Berten het opnieuw voor zich opeisen. -- Dan is het simpel: ik koop het nu voor u en het
blijft van u. Ik zal er bij mij thuis blijven voor zorgen tot we getrouwd
zijn. Vanaf dan kunt gij het alle dagen zien. Ondertussen breng ik het
telkens mee naar Brugge als ik bij u kom. Uw ouders zullen denken dat het
mijn hondje is, terwijl gij dan met uw hondje zoveel kunt gaan wandelen en
spelen als ge zelf wilt. Is dat een goed idee? -- Ja! jubelde Timi. -- Hoe zal het heten? -- Tosca! |
|||