- 591 - |
||
HOOFDSTUK LXIII DE
BEGRAFENIS VAN SVEN |
||
“Dat ventje verdient toch niet beter.” Door al wat Timi
hem had verteld over wat ze als jong meisje had meegemaakt in de katholieke kerk
en door al wat hijzelf had meegemaakt tijdens de begrafenis van zijn eerste
vrouw Monique, zat hij nu op 1 december 1993 met een gerust gemoed – want hij
wist dat hij de juiste beslissing voor een waardige uitvaart van zijn zoon
had genomen – naast Timi in een grote, zwarte Chevrolet. Die was hen stipt om
halfdrie aan hun deur komen ophalen: henry in zwart pak, zwarte das op wit
hemd, zwarte kousen en zwarte schoenen, zwarte handschoenen, zwarte
borsalinohoed en een zwarte, donkere zonnebril en Timi in een zwarte bloes
onder een chique, zwarte pelsjas, met eronder een zilveren, zwart gespikkelde
korte rok en zwarte schoenen met zeer hoge hakken. Een met steentjes bezette
zwarte zonnebril verborg haar ogen. Zo wilde henry het, want hoewel hij Sven
sereen en discreet wilde begraven, vermoedde hij dat MM iets in haar schild
voerde met de pastoor. Eerst reed de Chevrolet plechtig naar de rouwkapel van
het Universitair Ziekenhuis Gent en van daar ging het rustig achter de
lijkwagen richting Westerbegraafplaats. Daar gearriveerd om kwart over drie,
reden de twee wagens eerst doorheen de korte maar brede toegangsdreef – een
parkeerplaats voor de auto’s van de bezoekers van het kerkhof – en bleven
vervolgens onverwachts staan vóór de ingang van het kerkhof, een oud,
majestueus poortgebouw dat met een traliehek kon gesloten worden. Eerst dacht
henry dat er een tegenligger op komst was, die voorrang had om via het
poortgebouw het kerkhof te verlaten. Maar omdat de stilstand wat te lang
duurde, begon henry rond te kijken. En dan zag hij wat er gaande was: zowat
veertig auto’s die aan weerskanten van de toegangsdreef voordien schijnbaar
onschuldig geparkeerd stonden, schaarden zich nu de een na de ander achter de
Chevrolet. -- Ik kan direct actie treffen en zelfs de uitvaart
totaal doen wijzigen, fluisterde henry. -- Liefst niet, antwoordde Timi strijdvaardig, laat ze maar eens doen. -- En eens zien hoever ze het
willen drijven? -- Jaja. -- Waarschijnlijk zullen ze in dat geval ook de serene
begrafenis voor mijn zoon verknoeien. -- Dat ventje verdient toch
niet beter. Het zal weer een onbeschoft boeltje worden. -- Jaja. Gelukkig hebben we ons er een beetje naar
gekleed. De stoet zette
zich in beweging en reed langs kunstige beeldhouwwerken en monumentale graven
tot bijna aan Sven zijn laatste rustplaats. Daar stapte iedereen uit en henry
schatte de meute ruwweg op tachtig koppen. Van zodra de kist uit de lijkwagen
was gehaald, nam de pastoor uit de Sint-Coletakerk ongevraagd de leiding.
Terwijl hij ophitsende Bijbelteksten voorlas, drumden de aanwezigen dichter
en dichter rondom Timi en henry. Laatstgenoemde voelde de marinier in hem op
dat moment naar boven komen, want sommige driftkoppen begonnen vijandig te
duwen en gebalde vuisten te tonen. Ze maakten werkelijk van Svens begrafenis
een potsierlijk gedoe. Toen de doodskist langs een smal pad naar de put werd
gedragen, deed de meute alle moeite om henry en Timi van de eerste plaats weg
te duwen, tevergeefs. En nadat de kist was neergelaten, volgde de meute henry
en Timi op de voet toen ze terug naar de Chevrolet gingen. Het haantje-de-voorste
haastte zich dichterbij en riep: “Moordenaar! Lafaard!” Op dat moment liet
henry Timi’s arm los, draaide zich waardig om en keek hem recht in het
gezicht. De meute bleef verschrikt staan. Stilte. Na een weloverwogen pauze
zei henry, zodat iedereen het kon horen: “Ik zal u op de rechtbank
terugzien.” En terwijl hij daarna Timi plechtig hielp instappen, zag hij hoe
de meute perplex op afstand bleef staan. “Timi, ik ben fier op u,” zei hij
toen hij naast haar in de Chevrolet had plaatsgenomen, “gij zijt een echte
officiersvrouw geworden.” |
||