- 601 - |
||||
|
||||
Ondertussen was
henry, die zich van geen kwaad bewust was, bezig met het enorm nest te filmen
met erboven de trotse en zelfbewuste ooievaar. Terwijl hij van de gelegenheid
gebruik maakte om ook nog enkele opnames te maken van de omliggende flora,
die het enkel hield bij groene, bruine en donkergele tinten, zag hij een wrak
van een auto die vanuit de verte zigzaggend over het terrein naderde en op
zo’n honderd meter van hem stopte. Hij trachtte even waar te nemen wie achter
de voorruit zat en bemerkte drie struise gedaantes, die hem eerst zaten te
beloeren, maar druk begonnen te redetwisten van zodra hij met zijn
SVHS-camera verder begon te filmen. Dat vond hij verdacht en hij hield ze
zijdelings in het oog terwijl hij zich terug naar de motorhome begaf. Opnieuw
op het heuveltje gearriveerd, zag hij dat Timi de drie grote honden van de
boom had losgemaakt en hen vlugvlug naar de motorhome dreef. Dat was vreemd,
want dat was normaal zijn taak. Pas bij zijn aankomst kreeg hij inzicht in de
gevaarlijke situatie waarin ze zich bevonden: Timi vertelde hem wat er gebeurd
was en drong er nu sterk op aan om meteen te vertrekken. “Waarschijnlijk
heeft mijn SVHS-camera hen afgeschrikt om achter dat heuveltje iets tegen mij
te ondernemen, want ze hebben voorzeker gedacht dat ik een opdracht voor de
televisie uitvoerde,” legde hij aan Timi uit, “maar u moet ik ten zeerste
prijzen om uw koelbloedigheid, doch in Chiki ben ik diep teleurgesteld.
Zonder Tosca waart ge er misschien niet meer.” Op weg naar de
stuwdam zagen ze op een tamelijke afstand van de baan hier en daar een totaal
leeggeroofde en uitgebrande auto zonder nummerplaat. Waar waren die
chauffeurs gebleven? Op de desolate stuwdam aangekomen, werd het duidelijk
dat die misschien wel met een zware steen om de hals op de bodem van het
stuwmeer waren terechtgekomen. Wie zou nog op het idee komen om hen daar te
gaan zoeken? Aan de andere zijde van de stuwdam was een enorm diepe, droge,
woeste vallei te zien, waarvan de hellingen bestonden uit grillige
rotsformaties met genoeg spelonken voor bandieten om er zich in schuil te houden. Het contrast met
de plaatsen waar henry en Timi daarna terechtkwamen, kon niet groter zijn:
Spaanse steden met almaar veel te veel flatgebouwen en buildings waarin de
doodgewone Spanjaarden opeengepakt leefden. “Hoe kunnen ze de mensen zoiets
aandoen? Nog goed dat het in Vlaanderen anders is”, sprak henry. Gelukkig
verbeterde dat in Deba en San Sebastian, waar de open zee terug een gevoel
van vrijheid creëerde. San Sebastian was zelfs de moeite waard om er drie
dagen te blijven. Ook bij nacht was deze kuststad met zijn romantische
verlichting op-en-top aantrekkelijk. Met Biarritz reden ze Frankrijk binnen
en deden er daarna nog twee dagen en meer dan duizend kilometer over om in
Gent te geraken. |
||||