- N,m6,h7,13 -

 

 

Nu hij zijn vluchtoord had bepaald, kwam de vraag hoe ze zich gingen verplaatsen. In die tijd bezaten weinig mensen een auto en moest alles te voet gebeuren. Veel kon er dus niet worden meegenomen. Edmond maakte een lijstje op van het hoogst nodige: het geld, de eetbonnen en een paar kledingstukken. De gouden sieraden waren reeds lang verkocht: eten was belangrijker dan goud. Zijn echtgenote stak het beetje gerief in een zak. Dát moest zeker overblijven ingeval hun huis werd plat gebombardeerd. Edmond verdeelde de taken: hijzelf zou zijn zoontje dragen en Clarisse de zak met het gerief, die steeds op de zelfde plaats moest klaarstaan.

Telkens de sirenes waarschuwden dat er vliegtuigen naderden, liepen Clarisse en Edmond van de Jozef Vervaenestraat via de Langestraat naar het Kerkplein. Hun geburen hadden echter nog geen bombardementen meegemaakt en kropen gewoon in hun huiskelder. Ze vonden het zelfs belachelijk en overdreven van Edmond. Maar hij liet zich niet van de wijs brengen. Soms was ook hij verplicht om in zijn huiskelder te blijven, omdat de sirene te laat aan ging en de vliegtuigen reeds overvlogen. Gelukkig echter zonder bommen te droppen.

Lang zou het echter niet duren vooraleer ook de geburen naar het Kerkplein vluchtten...

In de kleine, houten babysponde lag henry te slapen toen hij die beruchte nacht wakker schoot door sirenegeloei. Vader Edmond sloeg vlug een warm dekentje rondom hem. Beneden de trap stond zijn moeder reeds in de gang met de zak te wachten. Samen vluchtten ze het huis uit. De straten waren donker. Geen enkel licht mocht branden. De sirenes waren blijkbaar te laat in werking gezet, want ze hoorden reeds het gebrom van de vliegtuigen. Zijn ouders liepen nu voor hun leven. Voorop Edmond en deze moedigde zijn vrouwtje aan om het vol te houden. Terwijl hij in de armen van zijn vader op en neer schokte, zag henry over de schouder van zijn vader heen hoe mooie, grote lichten aan parachuutjes vanuit de hemel neder daalden. "Vlug, Clarisse, 't is voor hier. Ze gaan Gent bombarderen", riep Edmond. Het schuim stond op zijn lippen. Toen ze de grote schuilkelder in doken, deden de eerste bommen de grond reeds daveren.

De aanval was voorbij. De angst stond nog op alle gezichten te lezen toen iedereen de overvolle schuilplaats verliet. Edmond en Clarisse spoedden zich naar hun woning. Zo erg was het nog nooit geweest. Het moordend, dof geluid van de inslagen was telkens uit de richting van hun huis gekomen. Toen ze in de Vervaenestraat kwamen, stond iedereen buiten. Schreiend vielen sommige geburen rondom hun hals en zweerden dat ze vanaf nu ook bij elk alarm naar de schuilkelder op het plein zouden vluchten.

Wat Edmond had voorzien, was gebeurd. Het treinarsenaal was gebombardeerd.