- H m22h70,4 - |
|||||||
In een tv-uitzending zag henry kort
nadien hoe een moedeloze, diep meelijwekkende orang-oetang gans in zijn
eentje naar een hijskraan wandelde en in een ultieme, triestige poging met zijn
lange armen er wanhopig verschillende keren begon op te kloppen, op die
kolossale hijskraan waarmee de arbeiders de bomen van zijn leefgebied
omverduwden. Met zijn kop schudde hij voortdurend van nee. De houding van het
intelligent dier had iets menselijks. Hij gedroeg zich precies zoals een mens
die zich in een diepe depressie bevond. Echt zielig om te zien. De mens was
bezig met zijn habitat te vernietigen en dat betekende uiteindelijk de
hongersnood voor hem en zijn gezin met hun dood tot gevolg. Een tweede scène
die henry evenzeer trof, ging over de dolfijnen. Iedereen weet dat na de
mensen de dolfijnen de intelligentste levende wezens zijn. Ze leven bovendien
erg sociaal. Enkele keren had henry via de media zelfs vernomen dat een
dolfijn een hulpeloze mens had gered, die in het water was terechtgekomen.
Zoiets eiste vanwege ‘de mens’ dankbaarheid voor ‘de dolfijn’, zou men toch
denken. Maar neen: henry’s hart brak toen hij zag hoe japanners honderden
dolfijnen met netten en boten opjaagden en samendreven in de Taijibaai om ze
daar op een gruwelijke manier af te slachten. Wie was nu het beest, de
dolfijn of de mens? Dát vroeg henry zich af. Deze twee gebeurtenissen
vestigden henry’s aandacht op de gevolgen van de exponentiële
bevolkingsexplosie voor de planten en de dieren, die hun rechten bij geen
enkele rechter konden opeisen. Van alle kanten werd henry vanaf dan ingelicht
over de gruweldaden waarvan de dieren het slachtoffer werden. Varkensvlees kan een onaangename
‘berengeur’ verspreiden. Dat kan slechts bij vijf procent van de mannelijke
varkens het geval zijn. Zoiets is gemakkelijk te voorkomen door hen een
vaccin toe te dienen, wat pijnloos is voor het varken en tevens voordelig is
voor de boer. Maar neen: om die ‘berengeur’ te voorkomen werden in België elk
jaar miljoenen jonge varkentjes gecastreerd. Dat is toch niet erg, zou men
denken. Zulke operaties gebeuren bij de mens toch ook? Juist, maar bij al die
biggetjes gebeurde dat zonder verdoving! Ook eens proberen, mannen? Hoe meer volk op de wereld, hoe meer
chique mensen ook. Om de aandacht te trekken, moest er gestoeft worden. Op
kerstavond en oudejaarsavond zag henry hen de restaurants binnengaan, waar
onder andere foie gras op het menu stond. Dat was duur en stond dus chic.
Onbegrijpelijk, want het is een vettige substantie met weinig smaak, die
verkregen wordt door een dier erg te laten lijden: de eend. Hoezo? De
vrouwtjes werden de dag na de geboorte al meteen vergast of levend in stukken
gehakt, bij vol bewustzijn, in een verhakselaar. De mannetjes echter, waarvan
de lever veel geld kon opbrengen, werden naar een vetmester gebracht. Die
hield ze gevangen in veel te krappe kooien, waarin de dieren zich tot aan hun
dood nauwelijks konden bewegen. Twaalf dagen vóór ‘het feestmenu’ bereikte hun
lijden een hoogtepunt: vanaf dan begon de echte foltering. De vetmester stak
dan tweemaal per dag – ’s morgens om 6 uur en ‘s avonds om 18 uur – een
lange, koude metalen buis in hun keel tot in hun maag en pompte via die buis
een veel te grote hoop maïspap tot in de maag.
Deze marteling maakte het beklagenswaardig
dier doodziek: veel pijn, verwondingen aan de strot, schimmelinfecties op de
luchtpijp, problemen aan de maag en de darmen. Het dier kon nog met moeite of
helemaal niet meer op zijn pootjes staan. Kort vóór ‘het feestmenu’ was zijn
lever bijna tien keer groter dan normaal. Dat was het ‘heuglijk’ moment om
het arm dier in chronologische volgorde te pluimen en open te snijden om er
de enorm gegroeide lever – het foie gras – uit te
halen. Wie was nu het beest, de eend of de mens? |
|||||||