- H m8 h12,4 -

 

 

SCHILDERKUNST

 

Terwijl henry zijn studies verder zette, maakte hij zich zorgen over de evolutie van de schilderkunst.

 

Net zoals hij het te gekke Dadaïsme verfoeide, een antikunst die in 1916 was ontstaan en slechts vijf jaar werd beoefend door verbitterde kunstenaarszielen, kreeg hij een afkeer van de Abstracten en de Tachisten.

 

De Abstracten maakten kunst als een schepping van de geest, die niets te maken wilde hebben met de schepping van de natuur. Er is eigenlijk geen "onderwerp" meer, er zijn enkel nog kleuren en meetkundige vormen. Het werk "is" op zichzelf, geeft niets weer uit de werkelijkheid. Zo de theorie. "Enkel een decoratieve waarde", zo henry. En in het Tachisme wordt het écht kinderachtig: een doek wordt opgebouwd met vlekken en klodders.

 

Van zijn broer Patrick, die ondertussen schilderlessen volgde op de Gentse Academie, vernam hij ook verfoeilijke informatie. De leerlingen moesten een doek op de grond leggen en er verfpotten over uitgieten. Door er met hun voeten over te lopen werden de kleuren door elkaar gebracht. Was dit nog lesgeven? Waren dit nog kunstwerken? "Maar dát kan mijn klein kind ook!" was de kritiek van vele bezoekers op tentoonstellingen.

Waar ging dat naartoe?! Zelfs goede kunstenaars geraakten in diskrediet.

 

 

 

 

 

 

 

Maar er was ook een lichtpunt: een kunstschool waarvan henry de kwaliteiten wel kon smaken, maakte furore: het Kubisme. Pablo Picasso was de beroemdste. In het Kubisme overheerst het intellect, een revolutie in de manier van denken in de schilderkunst. De kleuren zijn tamelijk neutraal: beige, witte, zwarte en grijze nuances met hier en daar wat meer kleur. De kunstenaar geeft de werkelijkheid weer zoals hij die in zijn gedachte ziet en niet zoals hij ze echt heeft gezien. Verticale en horizontale lijnen drukken stabiliteit uit, schuine lijnen en scherpe hoeken drukken spanning uit. Kubisten geven ook in één figuur een voorwerp weer gelijktijdig van voren én van opzij bezien.

i