- I m15 h35,1 - |
||||
D E AANDACHTSTHEORIE |
||||
Dat verschillende psychiaters een zelfde patiënt totaal uiteenlopend beoordeelden, ja, dat ze ten nadele van hem of haar zelfs tot een volledig tegenovergestelde conclusie kwamen, was bijwijlen onrustwekkend. En dat een verdachte of een gangster door twee psychologen totaal tegenovergesteld werd beoordeeld en dientengevolge totaal verschillend kon gestraft worden, was onaanvaardbaar. Het was voor henry duidelijk dat de wetenschap van die artsen en psychologen niet goed gefundeerd was. Een huis moet op een goede fundering en zeker niet op drijfzand gebouwd worden, vond hij, of het vertoont scheuren en zakt scheef. Geschokt door sommige beslissingen van deze wetenschappers, legde hij op 14 oktober 1978 de basis van de Aandachtstheorie. Als militair besloot hij, dat het verstandiger was om met het grondbeginsel van zijn theorie pas na zijn carrière naar buiten te treden, ook mede door het feit dat hij toen te weinig tijd had. Later moesten de psychologen zelf maar deze theorie uitspitten. Zo nu en dan maakte hij evenwel een stukje van zijn idee kenbaar tijdens losse gesprekken.
DE
GRONDGEDACHTE VAN DE AANDACHTSTHEORIE
Reeds in de moederschoot en na de geboorte krijgt een kind zorg en aandacht. Die aandacht is bepalend voor het verder leven van elk individu, mens of dier. Later komt die enkeling terecht in een 'interessegebied' en blijft die behoefte voelen om in de aandacht, de belangstelling te komen. Daarom tracht hij in het 'interessepunt' te geraken, in het centrum C van het interessegebied. De manier waarop hij dat doet, zal hem sympathiek of antipathiek maken, want ook andere individuen betrachten hetzelfde. Eens in C gekomen, moet men het ook willen verlaten, om een andere de mogelijkheid te bieden. Als men dit niet doet, brengt dit complicaties mee. In het interessepunt ondergaat men een 'belangstellingsdruk'. Soms kan men die niet aan.
Met de grondslag van zijn Aandachtstheorie wilde henry tot een samenbundeling komen én tevens tot een verruiming van de psychologische kennis, die gebaseerd was op de steunpilaren van twee Oostenrijkse psychiaters.
De ene was Sigmund Freud, geboren op 6 mei 1856 en gestorven op 23 september 1939, die de drijfveer van iemands daden toe schreef aan diens voortdurende seksuele drang. Voor Freud bleef het alzo een mysterie, waarom iemand zelfmoord pleegde. De andere was Alfred Adler, geboren op 7 februari 1870 en gestorven op 28 mei 1937. Hij beweerde, dat alle beweegredenen van iemands handelingen veroorzaakt werden door de noodzaak om zich te laten gelden. Zowel de motieven van de Geldingsdrang als deze van de Libido Sexualis worden opgezogen en verruimd in de Aandachtstheorie.
|
||||