- N m11 h16,2 - |
||||
neervallen! Opnieuw!" Ze daalden de heuvel af en namen terug hun startpositie in. "In colonne... mars!" Weerom slibberden ze over het slijk naar omhoog. "Vijand!" Met uitzondering van die ene viel iedereen pardoes op de grond. Die ene had eerst nog een kleine sprong gemaakt over een plas water, dat had ook henry gemerkt. "Direct is direct! Opnieuw!" Net zoals bij iedereen was ook henry's gevechtsuniform nu weerzinwekkend smerig. Maar ze waren gedrild. Niemand protesteerde. Het hoorde bij hun opleiding. Sommigen begonnen die ene scheef te bekijken. "Hij wil dat ge in die plas valt, doe dat dan", zuchtten ze. En, ja, de derde keer liet die ene zich in de plas vallen. Groepsgeest. "Goed! In een oorlog wachten de kogels niet tot wanneer ge op de grond ligt!" becommentarieerde de sergeant.
* * * "En nu nog een laatste oefening. Vóór, driehonderd, alleenstaande boom. Links, kleine span, struikje. Mitrailleursnest. Gij, als pelotonscommandant, zult deze nest neutraliseren.", beval de luitenant. "Vordering van uw peloton: te voet. Vertrek over exact vijf minuten. Denk aan de theorie. Verlies de waarschijnlijke stellingen van de vijand niet uit het oog. Ik zal zelf ieders aanvalsstelling komen inspecteren. Met een fusee gelast ik de oefening af." De kandidaat-officieren hadden de vertrektijd genoteerd. Een dik, maagdelijk sneeuwtapijt glinsterde in golvende bewegingen bergop naar de vijand toe. "Ik moet hem liefst van boven af bestormen", dacht henry. "Het bos links van mij strekt zich uit tot een plaats beneden het nest. Door het bos rechts echter kan ik mijn peloton een omtrekkende beweging laten maken tot naar schatting slechts dertig meter van de vijand. Van dáár verrassen mijn mannen hem van boven af in tirailleurslijn. Enkele faloschutters houden hem ondertussen vanuit het bos onder vuur." 't Was bijna avond en de meesten kregen honger. Zij trokken het linkse bos in. Slechts weinigen kozen met henry voor de aanval langs rechts. Hij merkte zelfs niet dat ze direct van gedachte veranderden, zodat hij zich gans alleen tot aan de knieën in de sneeuw afsloofde door het langste bos. Ten langen leste bereikte hij de vertreklijn voor zijn aanval. Vanuit de donkere rand van het bos keek hij neer op zijn fictieve vijand. Dat zaakje had hij nu eens goed geflikt, dacht hij. Maar toen hij al zo'n twee uur met zijn kin boven de sneeuw had gelegen en stilaan ondervond dat zijn neus was veranderd in een rood, ongevoelig aanhangsel, vroeg hij zich toch af waar die luitenant met zijn inspectie en zijn fusee bleef. Bovendien bespeurde hij nergens ook maar één van zijn confraters. Die waren precies te perfect gecamoufleerd om nog waar te zijn. Toen hij begon rond te zoeken, vond hij geen luitenant meer, geen kameraden meer en geen camions naar Arlon meer. Ondertussen was men in Callemeyn in paniek. Er was een fout begaan: men had vergeten de manschappen te tellen bij het vertrek uit Lagland. Een militair was achtergelaten. Misschien lag hij nu met een gebroken been in een bos. Of misschien was hij wel verongelukt! Maar net toen een zoektocht werd gepland, herrees henry. Na een serieuze voettocht had hij een lift gekregen: de militaire politie zelf reed hem per jeep Callemeyn binnen. Een anekdote die iedereen zou bijblijven. |
||||