- N m11 h16,4 - |
||||
|
||||
hen. Maar gelijktijdig had ik dat almachtig gevoel: moed. Neen, 't was geen roekeloosheid, zoals mijn vrienden dachten. Ik wist té goed hoe ik het moest doen. Ik had namelijk na de theoretische les nog eens extra bij de sergeant bijkomende informatie over dat tuig gevraagd. Dus nam ik het op mij om dat klusje te klaren en zij... zij waren bekommerd om mij. Groepsgeest, weet ge. Zó iets doet deugd.
Dat zijn er al twee. Nachtoefeningen, bedoel ik. Ja. De derde was een oefening in het kaartlezen. Heb ik onthouden omdat ik toen goed heb gelachen. Op een weg werden we om de honderd meter gedropt, in groepjes van drie. De mariniers vormden één groepje. Doel: vlug op een aangeduid eindpunt aankomen. We kregen een stafkaart, een prismatisch kompas, bepaalden de coördinaten van ons vertrek- en eindpunt, maten de kaarthoek en berekenden het azimut. 't Was zo'n tien kilometer op kompas lopen. Dwars door een bos. Almaar rechtdoor. Een kleine afwijking in 't begin gaf honderde meters verschil op 't einde. Door het maanlicht konden we zo nu en dan een boom als merkpunt nemen. Maar meestal moest om beurt één van ons vooroplopen om als merkpunt te dienen. Eens hadden we geluk: om over een brede beek te geraken, benuttigden we een omgevallen boom. Tezelfdertijd hoorde ik rechts van ons in de verte iemand luidkeels vloeken. Het was 'den roste'. Toen hij op het eindpunt druipnat verscheen, schaterden we het uit terwijl hij demonstreerde hoe hij zijn aanloop had genomen om over, maar uiteindelijk ín die beek terecht te komen. A propos: iedereen kwam tijdig aan.
En de vierde? Die keer hadden we ons opnieuw vakkundig gecamoufleerd. Hoeveel keer we ons aangezicht in die zeven maanden hebben gezwart en nadien ontschminkt, 't is niet te tellen. De luitenant had een duidelijk bevel gegeven: "Fuseliers! Vóór, twintig. Vijand. Schot per schot. Vuur op zicht van doel!" De vijand kon ons dus op elk moment bestormen vanuit de donkerte. Met half dichtgeknepen ogen tuurde ik, fuselier, juist boven de loopgraaf, niet wetende hoe die vijand er ging uitzien. 't Was mottig en koud weer. Gelukkig droeg ik onder mijn smokevest een zelfgemaakt kledingstuk zonder mouwen, bestaande uit twee fluweelzachte lappen waartussen dagbladen waren gestikt. Ik kon me toen nog beter dan vroeger inbeelden hoe mijn grootvader in veel slechter omstandigheden in de tranchees had gevochten. Plots begonnen we allemaal te vuren. Erg dicht vóór mij was een donkere schietschijf in de vorm van een soldaat als uit het niets rechtop geveerd. In de donkerte was hij nauwelijks te zien. Ik schoot hem neer. De schijven doken daarna van alle kanten op. Ze werden talrijker en talrijker. 't Waren net echte. We schoten als bezetenen. Na die nachtoefening had ik nóg meer respect voor al onze oud-strijders uit de twee wereldoorlogen. Ja, de gebeurtenissen die de meeste en diepste emoties bij ons loswerken, blijven ons het langst bij. Gevoelens, emoties, die spelen later een belangrijke rol in mijn schilderijen. |
||||