- N m11 h17,2 - |
||||
|
||||
gangetje. In géén geval wilde hij zijn vriend achterlaten. Hun achterstand werd echter zó groot, dat ze op zekere keer hun peloton bocht na bocht niet meer in zicht kregen. "Dat geeft niet, we blijven gewoon doorlopen", concludeerden ze. Ze hadden echter links van de baan niet het wegeltje opgemerkt, waarlangs het peloton in de bossen was verdwenen.
Toen ze aan het douanehuisje van 't groothertogdom Luxemburg kwamen, begonnen ze te vermoeden dat er iets mis was. De bejaarde douanier fronste de wenkbrauwen toen ze hem vroegen of hij geen peloton militairen in sportkledij had zien voorbijkomen. Wat! Militairen uit een ander land die zijn land waren binnengedrongen! Zulke gasten mocht hij zeker niet laten passeren! Hij deed zijn kepie af, krabde zich in de haren, keek beduusd in de verte en besloot dat het peloton zeker moest gepasseerd zijn terwijl hij naar het toilet was. Nu, ja, twee militairen meer of minder... 't Kon hem niet meer schelen. En de twee gezworen kameraden mochten van hem passeren.
Toen ze al een heel eind het groothertogdom waren binnengelopen stopten ze even langs de weg om te beraadslagen. Er klopte iets niet. Bovendien moesten ze nog tot in Arlon geraken. Dát kon niet. Dat was zeker meer dan zestien kilometer. Misschien wel het dubbele. Ze besloten dan maar om langs de zelfde weg terug te keren. Ze wuifden nog even naar de verbijsterde douanier, die hen in de deuropening met open mond stond na te gapen toen ze Wallonië terug binnen liepen.
Hun makkers kwamen juist uit de douchecellen toen ze in Callemeyn arriveerden. De Roste schudde glimlachend even met zijn hoofd toen hij hen zag binnenlopen. Kwaad kon hij op hen niet worden: als militair kon hij voor zo'n kameraadschap zelfs niets anders dan respect hebben.
* * * * * * * |
||||