- N m11 h17,6 - |
|||||||
|
|||||||
Stante pede hielpen de matroos en de twee soldaten hem terug recht en brachten hem naar het tentenkamp. Onderweg reed hen een MP-jeep voorbij, op zoek naar een dronken militair...
Hij
lag op zijn brits. Volledig aangekleed, onder een bruin legerdeken. Hoe was
hij daar geraakt? Zijn Muralt wees kwart over vijf
aan. Zó vroeg! En hij was al klaar wakker! Rondom hem lagen al ronkende,
zuchtende en blazende slapers. Zijn mond was droog. Nog half versuft begon
hij zich alles te herinneren. De tent stond wijd open. Buiten was het al
klaar. Hij had dorst, erge dorst. Hoe kon dat nu? Hij had al zoveel
gedronken. Voorzichtig kroop hij uit de tent om niemand wakker te maken. De
frisse ochtendlucht en de eerste zonnestralen bezorgden hem een gevoel van
vrijheid. Hij rekte zich eens goed uit. Maar die dorst... daar moest hij
vanaf geraken. Zo'n mottig gevoel had hij nog nooit
gekend. Vijftig meter verder stond een kleine openluchtkantine met een
bankje. Daar wachtte hij rustig af. Op het lichtgroen grasveld vóór hem
stonden de donkerbruine legertenten in een grote cirkel rondom een dikke
reuzenboom. Toen de kantine open ging, dronk hij in één teug een flesje
spuitwater leeg. En dan nog één. Maar die dorst ging niet over. Dan maar twee
grote literflessen spuitwater gekocht, waarmee hij in de schaduw tegen
de boomstam ging zitten. En daar gebeurde het: een 'cigale'
kwam op zijn borst zitten. Het diertje waar henry reeds
lang had naar uitgekeken, de Zuid-Franse krekel die zich voortdurend in de
een of andere boomkruin schuil hield, kwam nu zomaar op hem
neergestreken. Het beestje zat hem te bekijken en stond op zijn hoekige
pootjes te pronken met zijn mooie, grote, bolvormige ogen aan weerskanten van
zijn brede en toch kogelvormige kop. Het lichaam en de vleugels, zo merkte
henry, geleken op deze van de meikever, maar dan
niet beschermd door een hoornachtig dekschild. Weer deed het diertje een paar
danspasjes en begon toen voor henry zijn liedje te spelen. 't
Was wel altijd de zelfde noot, maar er was variatie in het ritme. En op dat
moment scheen een zonnestraal door het gebladerte op de grofmazige vleugels,
waardoor ze twinkelden in gouden, purperen en zilveren streepjes en puntjes.
"Over u had Guido Gezelle zeker een mooi gedicht gemaakt," mijmerde
henry,
|
|||||||