- N m12 h19,14 - |
||||
|
||||
recht naar de markt. 't Was daar al een gewoel van jewelste. Tsjeef was blijkbaar in zijn nopjes, want hij was één en al actie. -- Kom mee, zei Tsjeef en stapte recht een café binnen. Patron, twee pinten en ne grote bol koorden, alstublieft. -- Zeg, Tsjeef, waarvoor hebt gij die koorden nodig? vroeg Prosper. -- Dat zult ge direct wel gaan zien, zie. Ze dronken vlug hun glas leeg. -- Patron, 'k mag die stoel wel efkes gebruiken, zeker? vroeg Tsjeef nog bij 't verlaten van de taveerne en weg waren ze, regelrecht naar 't midden van het marktplein. -- Pas op, mensen, pas op, pas op! zei Tsjeef, terwijl hij de stoel midden tussen 't rondwandelend volk plaatste. Prosper, ga maar alvast op de stoel zitten. -- Tsjeef, wat zijt ge van plan? -- Prosper, doe wat ik zeg. We gaan geld scheppen, fluisterde de Muilentrekker in Prospers oor. Dames en heren! Een beetje aandacht alstublieft! Dames en heren, hier gaat het gebeuren, zie. Op deze stoel zit de sterkste man van Gent. Wat zeg ik? De sterkste man van Vlaanderen! Wat? De sterkste man van de wereld! De mensen begonnen zich nu nieuwsgierig in een grote cirkel rondom de stoel, met de stom kijkende Prosper er op, te scharen. Op dat moment begon Tsjeef zijn vriend aan de stoel vast te binden. Eerst de voeten, dan de benen, het zitvlak en uiteindelijk zat het lichaam aan de leuning vast. -- Tsjeef, wat zijt ge aan het doen? vroeg Prosper. -- Laat mij maar doen, ge zult verschieten, siste Tsjeef, terwijl hij merkte dat er een massa volk stond te kijken. -- Kijk, mensen, vervolgde Tsjeef, ik werp hier mijn klak op de grond. Hoe meer geld ge er in smijt, des te meer bind ik deze krachtpatser aan die stoel vast. En ge zult zien, hij maakt er zich in een vingerknip uit los. Dát wilden de mensen nu toch wel eens zien. Zoiets geloofden ze niet. Ze keilden de geldstukken aan de lopende band in de pet van Tsjeef, waardoor deze met de bol koorden in de hand maar rond Prosper aan het lopen bleef. Op den duur was Prosper veranderd in een onbeweeglijke saucisse. 't Was ál koord dat men zag en enkel het hoofd van Prosper gaf nog enig teken van leven. -- Kijk, dames en heren, vaster kan niet meer. Ge zult zien, binnen de vijf minuten is hij terug los! riep Tsjeef met een wijde zwaai van zijn linkerarm, terwijl hij met de rechterhand zijn volle klak van de grond op schepte en tussen het volk verdween. Hoe Prosper zich ook wrong, hij geraakte niet los. En hoe langer hij wroette, des te meer werden de boeren kwaad. Kwaad dat ze bedrogen waren. Kwaad dat die krachtpatser geen krachtpatser was. Ze hebben vijftien minuten gewacht. Daarna hebben zíj hem losgemaakt...
Ondertussen zat Tsjeef in de cafetaria van het spoorwegstation rustig een koffietje te drinken. Hij had het geld al eerlijk in twee verdeeld, toen hij door de ruit zijn vriend zag aankomen, vol blauwe plekken. -- Hier is uw eerlijk deel, zei hij vlug, toen Prosper binnen kwam, en, patron, geef hem ook een koffietje... |
||||