- N m14 h27,12 - |
|||
|
|||
-- Wel, wel, wel, wie we daar hebben, grinnikte henry toen hij een week later tijdens de koffiepauze Stoefer de hand drukte. -- Aha! Den henry! 'k Heb gehoord... Zijt gij werkelijk beroepsofficier geworden? -- Jaja. Er is al veel gebeurd sinds Arlon, hé. -- Maar gij mocht na uw legerdienst toch terug uw plaats in het onderwijs innemen? -- De politiek en de vakbond maken zich meer en meer meester van het onderwijs, verklaarde henry. Zelfs de oudere leerkrachten moeten om een volle uurrooster bedelen. 't Loopt daar verkeerd. En de leerlingen hebben dat door en zetten alles naar hun hand... Maar, waarom vertel ik u dat allemaal? Gij weet dat toch ook? Gij staat immers in 't onderwijs... Voor u was Arlon maar een tussendoortje, hé. -- Wel... Eh... Eigenlijk was 't onderwijs een beetje te laag voor mij. 'k Ben in de zakenwereld gestapt. -- In de zakenwereld? Waren al die scholen dan niet een beetje kwaad, omdat ge hun vacante plaats niet wilde aanvaarden, die zij een jaar lang voor u hadden gereserveerd? -- Bah... Eh... Ik klap daar liever niet over, fluisterde Stoefer. -- En wat doet ge nu eigenlijk in de zakenwereld? -- Ik ben technisch commercieel adviseur. En wat doet gij hier? -- Na de koffie zal ik u eens meenemen naar mijn bureau. Dan weet ge waar ik zit voor 't geval ge mij nodig hebt. -- Ja, maar ik heb niet veel tijd meer. Mijn cursus start over een kwartiertje. -- Dan kunnen we nu naar uw leslokaal vertrekken. In 't passeren springen we efkes m'n bureau binnen. Goed? -- Oké, zei Stoefer en ze dronken meteen hun koffie uit. -- Maar dat is toch de stafblok? merkte Stoefer op terwijl ze zich over de paviljoenskoer regelrecht naar henry's bureau verplaatsten. -- Ja, gij herinnert u dat goed. -- Werkt gij daar? Zijt ge stafofficier misschien? -- Ja. Kom maar binnen, antwoordde henry terwijl hij het stafgebouw en kort daarna zijn bureau binnen stapte. -- Wow. Zit gij nu hier? En is dát uw bureau? verwoordde Stoefer zijn verbazing, terwijl hij naar het imposant meubel keek. -- Ja, en dat zijn mijn directe medewerkers: Oswald en de dactylo en... oké, Omer is net even buiten. Stoefer was zodanig verbouwereerd, dat hij direct vertrok en de onderofficieren vergat een hand te geven... Of was er toch iets anders, waarom hij ze geen hand gaf?
Nederigheid is de grondslag van alle deugden. [ Confucius ofte K'oeng Foe-tse, ook wel K'oeng Tsj'ioe ofte Tsjoeng-ni, leefde van 551 tot 479 vóór Christus. ]
Gemiddeld waren er maar een drietal protestantse matrozen in de marinebasis van Sint-Kruis en iedere keer dat hun aalmoezenier hen bezocht, nam henry 's middags naast hem in de officiersmess plaats. |
|||