- N m14 h27,14 -

 

-- In onze basis heeft hij een klaslokaal om een eredienst te kunnen houden. Hoeveel protestanten zijn er in onze basis? vroeg Robyns, die wist dat henry als protestant stond ingeschreven, doch dat zijn sympathie voor de protestanten door incidentjes was getemperd en dat hij alzo de geschikte adjunct was om een delicate kwestie op te lossen.

-- Dat verschilt van lichting tot lichting. Het schommelt tussen nul en drie matrozen.

-- Dat klaslokaal is dus veel te groot voor hem. En 't is smerig. Vol stof.

-- 'k Heb dat ook gezien, commandant. 't Is op slot. Wij mogen er van hem niet binnen. Hijzelf kwam nog geen enkele keer in onze basis.

-- Geef hem een andere plaats voor zijn erediensten. Wij hebben een klaslokaal te weinig en hij gebruikt dat toch niet.

-- Oké, commandant.

 

-- Met de bediende van de protestantse aalmoezenier, klonk het aan de andere kant van de lijn.

-- Met luitenant henry. Geef me eens de aalmoezenier door.

-- Die is hier niet, luitenant, maar ik zal uw bericht doorgeven.

-- Zeg hem dat ik zijn klaslokaal in Brugge ga afpakken, zei henry, die wist hoe hij een kip uit haar hok moest lokken.

-- Met de protestantse aalmoezenier, luidde het reeds enkele uren later. Wat is dat daar met mijn klaslokaal?

-- Wij hebben te weinig lokalen voor ons onderricht. Ik sprak reeds met de katholieke 'padre'. Uw eredienst en zijn mis vinden op verschillende uren plaats. Gij moogt zijn moderne kapel in onze basis gebruiken.

-- Dat gaat niet. Er is daar een biechtstoel, een wijwatervat, een beeld van Maria, een...

-- Tijdens uw eredienst, volstaat het deze allemaal te verbergen met gerief dat ik u zal bezorgen.

-- Neen! Die katholieke boel moet uitgebroken worden, anders: neen.

-- Oké. Dan heb ik nog een plan B, dat ge waarschijnlijk liever zult horen. Ik geef u een plaats in de stafblok.

-- In het stafgebouw? Daarmee ga ik akkoord, triomfeerde de zelfingenomen aalmoezenier.

 

-- Waar is nu mijn nieuwe plaats? vroeg hij toen hij henry's bureau vier weken later binnen stapte.

-- Aha, daar zijt ge. Ge hebt een beetje lang gewacht om te komen kijken, hé.

-- Ik kon toch niet beter krijgen, zeker! Het stafgebouw!

-- Wie zou u nog beter kunnen verzorgen dan ik, een protestant?

-- Het stafgebouw, dat is het minste waarop ik recht heb.

-- Ik heb uw oud lokaal door het piket volledig laten kuisen. 't Was smerig en vol stof. Hier zie, dit zijn enkele psalmboekjes, die ik er nog vond. 'k Heb ze bij mij bewaard. Kom, ik toon u nu uw nieuwe plaats, zei henry en hij troonde de prediker mee naar de hoogste verdieping van het stafgebouw, waar hij een deurtje van een klein lokaaltje opende.

-- Ah nee! Dat weiger ik. Juist onder de dakpannen en veel te klein!

-- Gij hebt hier een bureau en enkele stoelen voor uw matrozen. Meer hebt gij niet nodig. Ge gingt toch akkoord met een plaats in het stafgebouw? En, lachte henry, bovendien zit ge onder dat dak nog wat dichter bij uw Baas. Pichal en Bronkhorst zullen dit zeer appreciëren.

Met een korte vloek is die protestantse padre toen uit henry's leven verdwenen.

i