- N m14 h27,4 - |
||||
|
||||
MARINEOFFICIEREN BIJ DE NONNETJES
In de archieven staat een opmerkelijke notitie: henry kreeg op 2 juni 1972 een schoon compliment van de reserveofficieren, aan wie hij in de weken voorheen een paar lessen had gegeven. De N3 deelde namelijk aan de CEM mee, dat de reserveofficieren als enige wens hadden uitgedrukt om, vooraleer ze demob waren, nog een les van luitenant henry te mogen krijgen. Waarom brandde dit verlangen op hun lippen? Was het henry's manier van lesgeven? Of was het wegens die opdracht in een ongenaakbaar interieur? Een opdracht die ze van henry hadden gekregen om hun manschappen tijdens een ingebeelde mobilisatie te huisvesten. "Kijk, commandanten en kapiteins," zo was luitenant henry eenvoudigweg begonnen, "gij moet binnenkort voor uw bevordering een examen afleggen. Als de oorlog voor de deur staat, moet gij met die hogere graad in staat zijn om onder andere duizend gemobiliseerde manschappen op te vangen en te huisvesten. Met uw schoon villaatje kunt ge op zo'n behaaglijk moment niets aanvangen, hé," sakkerde henry schuddebollend en de reserveofficieren barstten hierbij uit in een lachbui, "daarom heeft henry'tje, that 's me, voor u een goed verblijfplaatske voor uw mannen uitgezocht. Ik heb een lijst van burgerlijke gebouwen, die we kunnen opeisen. En om u een plezier te doen, heb ik gisteren met de moeder-overste van een Brugs klooster getelefoneerd. Ze verwacht ons binnen een uurtje," meldde henry en hij zag hoe zijn 'studenten' begonnen te knipogen en te mompelen, "zodat ge daar ter plaatse op papier een plan zult opmaken: hoe gij dat klooster zult indelen om er een derde van uw mannen in onder te brengen. G' hebt geluk: er is daar al een goede infrastructuur." Nadat henry zich beleefd had aangemeld, leidde moeder-overste hen statig rond in het klooster. Alle nonnetjes en novices hadden blijkbaar de nodige richtlijnen voor dit bezoek ontvangen, want nergens was een kloosterlinge te bespeuren. En als er toch eentje schijnbaar toevallig in de brede naar wijwater riekende gang schichtig en kortstondig tevoorschijn kwam, fronste moeder-overste het voorhoofd en greep haar rozenkrans wat steviger vast.
De levenshouding in een marinebasis en in een klooster was onvoorstelbaar totaal tegenovergesteld. Marinemannen en kloostervrouwen, twee antipoden. Ze verschilden dermate, dat henry zich af vroeg wie van de twee groepen zich het gelukkigst voelde. Hijzelf dacht het antwoord te kennen.
Na de examens van deze reserveofficieren had henry amper twee woorden in hun les-op-verzoek gezegd of, zoals hij had verwacht, hij werd door hen uitbundig meegenomen naar de wardroom, waar hij hun ettelijke rondjes moest trachten te overleven. |
||||