- N m17h41,2 - |
||||
PROFITERENDE POLITIEKERS |
||||
Zoals elke dag stond henry omstreeks kwart vóór zeven op, meestal met enige tegenzin, maakte zich vervolgens zorgvuldig gereed om naar Brussel te vertrekken, at eerst in gezelschap van zijn echtgenote en zoon nog enkele boterhammen met honing, choco, confituur of ander beleg - hij hield nogal van variatie - nam afscheid en trok de zware voordeur achter zich dicht. Met zo'n start verschilde hij niet veel van het overgrote deel van de werkende bevolking, al mocht hij langer dan hen van elke nachtrust genieten, een soort compensatie vanwege de samenleving, omdat zij nu de vruchten kon plukken van zijn studies en de harde opleiding die hij had gevolgd. Een compensatie die zijn hersenen nu bovendien wel nodig hadden, want elke dag moesten ze met hoge snelheid allerlei problemen oplossen.
"Ge kunt kiezen. Ofwel werkt ge hard op school en dat duurt zowat vijftien jaar. Ofwel moet ge nadien hard werken en dat duurt vijftig jaar." Kreeg hij als kind dit advies zo'n vijfentwintig jaar geleden niet van zijn vader? Vandaag zou henry echter zien dat megaprofiteurs het zonder hoge studies deden.
Zo gauw als hij het bed had verlaten, had hij zijn polshorloge voortdurend in het oog gehouden, want hij was gekend voor zijn stiptheid. Hoewel hij als legerofficier niet gebonden was aan een vast uurrooster, trachtte hij toch meestal in het Sint-Pietersstation de trein te halen van acht uur. Daarom verhaastte hij nu enigszins zijn stappen om de stadsbus naar het station niet te missen, sloeg de hoek om en nam plaats in het hokje van de bushalte. Daar stonden al een paar mensen te wachten, die in het Gentse werkten. Ze kenden hem en maakten met hem een praatje. Deze keer ging het over de voorbije gemeenteraadsverkiezingen. Ondertussen bleef de bus weg. De wachtenden werden nerveus en ze vertrokken te voet. "Verontschuldig me, maar ik moet om acht uur op mijn werk zijn." Bedienden begonnen om acht uur, arbeiders tussen zeven en acht. Wie van hen in Brussel werkte, was reeds met de trein van zes of half zeven vertrokken. Nu stond henry nog alleen in hokje. Winkels gingen open om acht uur; op de hoek aan de overkant trok de winkelierster de rolluiken naar omhoog. Hij kende haar en wuifde eens. Ze lachte vriendelijk terug. -- Staat ge hier al lang? vroeg een deftige heer die het bushokje binnen stapte. -- Eh, toch wel een dik halfuur, antwoordde henry, terwijl hij met een fronsende blik naar een grote zwarte Mercedes keek die naast de winkel aan de overkant had postgevat en waarvan de chauffeur met een vod de auto extra deed blinken. -- Tsjèn, weet ge dat dan nog niet? Onze overbuurman is schepen van de stad Gent, schimpte de deftige heer. -- 't Is toch niet waar, zeker? 'k Denk zelfs niet dat hij iets of wat gestudeerd heeft. Van welke partij? -- Van de linksen natuurlijk. Wat ge toch allemaal met pinten pakken kunt bereiken, hé. Zo'n meneerke heeft zes jaar lang elke dag gratis recht op een zwarte wagen met chauffeur. Niet slecht voor iemand die beweert voor de werkmensen te zorgen, hé. -- Voor dat klein kilometerke dat hij naar 't stadhuis moet afleggen? Terwijl wij veel geld betalen om op ons werk te geraken... Beiden keken nu nauwlettend naar wat er ging gebeuren. De chauffeur-met-kepie ging nogmaals aanbellen. Na enige tijd opende een pretentieuze vrouw de voordeur en beduidde de chauffeur dat hij nog wat geduld moest hebben. De chauffeur ging achter het stuur zitten en begon zijn dagblad te lezen. Twintig minuten later zagen henry en zijn metgezel vanuit hun vertrekkende stadsbus, hoe de chauffeur het portier open hield voor meneer de schepen, die met veel omhaal plaats nam in de zwarte wagen, nadat zijn eega vol dikdoenerij van hem afscheid nam. |
||||