- N m17h47,15 -

 

 

toen hij met de eerste valiezen het appartement binnen stapte. "Die heb ik niet meegenomen", antwoordde ze verwonderd. Op dat moment flitste het beeld van die vreemde man vóór zijn ogen. En plots liet zijn geheugen nog een tweede beeld vrij: rechts van hem, op een viertal meter afstand, glipte een tweede man weg. "Ja," mopperde henry, "die hebben mij bestolen." - "Wie heeft er u bestolen?" vroeg Monique met fronsende wenkbrauwen. "Herinnert ge u de man, die aan de overkant van de straat stond, terwijl wij aan het uitladen waren?" - "Eh... ja, ja." - "Awel, die stond daar om een afleidingsmanoeuvre uit te voeren als één van ons naar buiten zou komen, terwijl zijn kompaan mijn tasje uit de auto nam." - "Hebben zij uw tasje gestolen?" - "Ja, en ik die dacht, dat gij het waart, die uw deur op een kier had laten staan... Nadat we hier alles hebben uitgepakt, ga ik aangifte doen bij de politie." - "Ik ga mee, want vergeet niet dat we straks zijn uitgenodigd om bij de dochter te gaan eten. Zij woont precies die kant uit." - "Ja, ik heb haar uitnodiging aanvaard. Gij kunt daar met Sven blijven, maar ik moet na de maaltijd direct terug naar Gent", besloot henry. "Waarom?" vroeg Monique. "In mijn tasje zat ook mijn huissleutel," legde henry uit, "zodat die bandieten in ons huis kunnen." - "Maar ze kennen toch ons adres niet", wierp Monique tegen. "Toch wel, want dat staat op mijn identiteitskaart en die stak ook in mijn tasje."

 

Op het politiekantoor diende henry een klacht in tegen de twee dieven en somde de inhoud van zijn handtas op. "Gij zijt al de zoveelste," merkte de politieagent op, "jaja, de zoveelste die hier met de zelfde klacht binnenkomt. Het wordt voor ons duidelijk, dat hier in Blankenberge nu ook minstens één buitenlandse dievenbende bezig is. Die dieven gaan steeds op de zelfde manier te werk: ze wachten de toeristen op, die hier euforisch en vermoeid aankomen. Zulke vakantiegangers zijn onoplettend en daar maken ze gebruik van om hun geld te stelen. Het is een opkomend fenomeen, dat zich ook in andere steden voordoet. Alles wijst erop dat er een wijd vertakt netwerk van dievenbendes is ontstaan met connecties tot in het buitenland. Om niet herkend te worden en om het ons moeilijk te maken, wisselen die bendes hun leden uit. Het zou best kunnen, dat de twee die u bestolen hebben, uw sleutels en uw identiteitskaart aan een andere bende verkopen, terwijl zij hier verder aan de slag gaan."

 

Deze inlichting overtuigde henry eens temeer om direct na de maaltijd van zijn gezelschap afscheid te nemen en, ondanks de vriendelijk bedoelde protestjes,  met de huissleutel van Monique vliegensvlug naar Gent te rijden. Eerst onderzocht hij in aanvalshouding zijn huis van onder tot boven. Daarna telefoneerde hij naar de Rijkswacht en vroeg hen om hun gespecialiseerde slotenmaker te sturen. "Dat komt in orde, commandant henry, maar nu is het al avond en zijn dagtaak zat er al op. Morgenvroeg sturen we hem direct naar u." Hierdoor was henry verplicht de ganse nacht wakker te blijven. Want totnogtoe was België voldoende veilig geweest, waardoor niemand aan zijn voordeur bijkomende veiligheidssloten hoefde te installeren, maar daar kwam nu blijkbaar verandering in. De nacht kroop traag voorbij, veel te traag. Hij had vroeger al genoeg getraind om niet in slaap te vallen. Vanuit de keuken hield hij de gang en het venster voortdurend in het oog, gezeten op een harde stoel en met een kop warme koffie vóór zijn neus. Meer hoefde dat voor henry niet te zijn. In Arlon had hij het 's nachts als schildwacht in het hartje van de winter heel wat harder te verduren gehad. 't Was nu muisstil en elk verdacht geluid drong tot hem door.