- N m17h47,8 - |
|||
|
|||
-- Patrick, jongen, let toch maar op met Bloe. Herinnert ge u niet meer, dat hij u al in het ootje nam toen ge hem nog maar pas kende? Gij vertelde hem toen, dat ge een vier jaar oudere broer had die zeemachtofficier was. En toen riposteerde hij, dat hij in de oorlog als RAF-piloot dertig Duitse vliegers uit de lucht had geschoten. En gij geloofde dat. Op 't moment dat ge mij dat toen hebt meegedeeld, heb ik eens vlug nagerekend of dit wel kon. En wat bleek? Dat Bloe in dat geval wel de jongste RAF-piloot ooit moest zijn geweest, want dat hij toen nog maar een jongen was van twaalf jaar. Haha, een RAF-piloot van twaalf jaar! -- 'k Weet het, maar dat met The Boss kan toch wel interessant zijn, hé? Ik vertrek alleszins op 6 november samen met Bloe naar The Boss in Amsterdam. Rijdt ge mee? -- Dat gaat niet, Patrick. Mijn plaatsvervanger zetelt in een commissie en is daardoor afwezig tot vijftien november. Dat betekent tegelijk dat ik tot dan zijn dienst er moet bijnemen. Weet ge wat? Ga maar met Bloe naar ginter, maar neem geen enkele beslissing. Breng me binnen enkele dagen van alles op de hoogte.
ENKELE DAGEN LATER
-- We zijn bij The Boss geweest, juichte Patrick, en ik heb goed nieuws. We kunnen onze wedden verdubbelen en misschien zelfs verdrievoudigen! -- How, how, kalmeerde henry zijn broer, vertel me eerst eens alles vanaf het begin. -- Bloe woont nu in Nederland... -- Ja? Dat wist ik nog niet. -- Ik reed dus naar Bloe en omdat hij enkele dagen voordien zijn auto kapot reed tegen een gevel, vervoerde zijn zoon ons verder naar The Boss. 't Was erg mistig. Toen we daar arriveerden, stonden we aan een lange, blinde muur met een poort. We belden aan en via een parlofoon vroeg The Boss ons wie we waren. Daarna zei hij ons, dat we twee uur moesten wachten omdat hij met iets anders bezig was. -- Ge had u van uur vergist. -- Nee nee, we waren wel degelijk op het vastgestelde uur aangekomen. We hebben die twee uur dan maar doorgebracht in een Amsterdams café. Toen we terug gingen aanbellen, viel het ons voor het eerst op dat er aan de poort cameraatjes hingen, die op ons gericht waren. De poort ging vanzelf open en we kwamen op een erf met middenin een groot gebouw. Daaromheen liepen wakers met grote honden. Toen we binnen de trap op gingen, zagen we apparaten die ons onderzochten op wapenbezit. Bij het binnentreden in zijn bureau - eigenlijk een kleine zaal - zagen we links en rechts van de deur een man zitten. Waarschijnlijk zijn lijfwachten. Ik merkte alleszins dat bij één van hen de kolf van een pistool een beetje uit zijn vest stak. -- En met zo iemand wilt gij onderhandelen? -- Ja, maar The Boss ontving ons zeer hoffelijk, hoor. Hij was gekleed in een soort rijk bestikte kamerjapon, de borst ontbloot. Wij mochten gaan zitten op twee stoelen, die netjes naast elkaar stonden op zo'n vier meter afstand van zijn bureau. -- En die lijfwachten? |
|||