- N m9 h13,1 -

 

 

DE AMBASSADE VAN ALGERIJE...

 

...OF WAS ZE VAN MAROKKO ?

 

 

 

Van Algerije of Marokko? Marokko of Algerije? Het doeterniettoe. 't Was september 1963. De archieven zijn vaag. De periode en het traject zijn zeker.

 

Van Gent naar Brussel. Tram op, tram af. Nog eens tram op, nog eens tram af. Dan trein op. Lezen en kijken. Kijken en lezen. Trein af. Brussel in. En nu maar zoeken. En nog eens zoeken. Velen verstonden geen Nederlands, of wilden geen Nederlands verstaan... Rechtuit. Linksaf. Rechtsaf. En zo maar door. Ah, dáár was het. De Unesco, een afdeling van de Uno verantwoordelijk voor de opvoeding, de wetenschap en de cultuur van de ontwikkelingslanden. De ingang. Naar binnen. "Waar?" Wachten. En nog eens wachten. Vraag. Uitleg. Formulieren om in te vullen en zo vlug mogelijk terug te brengen.

 

De terugweg. Bij de scouts had hij zich goed leren oriënteren. De route om het station terug te vinden was voor henry geen probleem. Op zeker ogenblik passeerde hij het ambassadegebouw van Algerije. Hij keek op zijn polshorloge. Nog tijd genoeg om thuis te geraken. Waarom zou hij dan niet eens binnenwippen? Hij was hier nu toch. Hij was er zeker van dat ze daar ook wiskundeleraars nodig hadden. Algerije was door zijn aardrijkskundeleraar wel niet aangeprezen, maar informatie verzamelen kon geen kwaad. Kordaat stapte hij binnen.

 

"Monsieur?" Wat ze voor mijnheer konden doen, maar alles in 't Frans natuurlijk. "Mijn naam is henry. Ik ben wiskundeleraar en ik zou misschien les willen geven in Algerije", maar dan ook in 't Frans natuurlijk. Of mijnheer hem wilde volgen, alstublieft. Een zware deur ging open. Of mijnheer plaats wilde nemen, alstublieft. De Algerijn trok zich terug en sloot de deur.

Het was een grote wachtzaal. Rondom tegen de muren stonden stoelen, die bijna allemaal bezet waren. Niets anders dan Algerijnen. Of waren het Marokkanen? Een stuk of dertig. Ze zaten nu allen somber en een beetje dreigend naar die pas binnengekomen Europeaan te kijken. Om zich een houding te geven, nam henry een leesboek uit zijn aktetas en begon te lezen. Zijdelings merkte hij hoe dertig paar grauwe ogen hem vijandig bleven aanstaren. Dertig! Het zou een hele tijd duren vooraleer hij aan de beurt kwam om zijn inschrijvingsformulieren te krijgen... Hij overwoog de toestand. Maar als hij nu direct zou vertrekken, gingen die kerels peinzen dat hij van hen bang was. Neen, liever nog een beetje wachten. Een verbeten grijns begon zich op zijn gezicht af te tekenen. Op dat moment ging de open. "Monsieur henry!" Ongelofelijk. Hij mocht gewoonweg voorbijsteken en die zestig woest kijkende