- S m15 h36,8 -

 

 

2. Periode van ontwerp. De kunstenaar maakt een schets van zijn onderwerp: in zijn visueel geheugen, op een kladblok of zo, of eventueel rechtstreeks op zijn schildersdoek, die hij uitdiept en verbetert tot wanneer hij er de juiste uitdrukking van zijn gevoel ten opzichte van het onderwerp in terugvindt.

Expressieven zijn wel figuratief, doch in de figuren worden de overbodige details weggelaten. Daarentegen worden de expressieve elementen zo veel mogelijk benadrukt:  ogen, mond, handen, kortom alle elementen die kunnen uitdrukken hoe de kunstenaar zich voelde, wat in zijn ziel, zijn psyche, zijn binnenste gebeurde toen hij met de situatie werd geconfronteerd.

 

 

 

3. Periode van expressie. De schets wordt overgebracht, bijvoorbeeld op doek. Expressieven zijn geen amateurs, dus gebruiken zij het beste materiaal: lijnwaad, de beste en duurste verven, enzovoort. Om de expressie het best tot haar recht te laten komen, moeten de expressieve elementen - ogen, mond, handen, enzovoort - duidelijk benadrukt worden met weglating van alle overbodige details. Om de expressie nog extra te benadrukken mogen de afmetingen van het kunstwerk niet al te klein zijn, en gebruiken de kunstschilders liefst hevige, vurige kleuren. Nogmaals, de figuren in het kunstwerk zijn niet degene die door de kunstenaar werden gezien; de figuren moeten wel betrekking hebben op wat hij zag en een uitdrukking zijn van zijn emoties.

 

 

 

 

De drie belangrijkste troeven van de Expressieven zijn:

 

Persoonlijkheid - Inzicht – Talent

 

 

 

 

*  *

i