- 007 -

 

 

HOOFDSTUK  I

 

 

henryEC

ofte

henry

 

 

 

 

"Mijn voorouders
waren
altruïstische
optimisten"

 

Zijn voorouders vochten tegen onrechtvaardigheid, waren kunstzinnig en streden in oorlogen. En dat vinden we in hem terug. Over wie ik het heb? Over kunstschilder henry. Ik zit rechtover hem en hij bekijkt me met zijn doordringende, bruine ogen vanuit zijn rode zetel. Op 't eerste zicht leek hij me een strenge man onder een eeuwig witte hoed. Doch stilaan ontdek ik zijn vriendelijke eerlijkheid waarmee hij ook mijn vragen beantwoordt.

 

Worden je schilderijen beïnvloed door je voorouders?

Absoluut. Als kind was ik één en al oor voor wat mijn vader en grootvader vertelden over het leven van mijn voorouders. Eigenlijk zijn dat voor mij de mooiste verhalen in vergelijking met alle boeken die ik later heb gelezen. Zo in de winter aan een gezellige, warme Leuvense stoof zitten te luisteren naar die grote man, die mijn peter en grootvader heette. Romantische ogenblikken met verhalen vol avontuur. Wat kan een jongen nog meer verlangen? Bestaat zulks nog voor de kinderen van vandaag met hun TV's en PC's? Uit die verhalen heb ik lessen getrokken. Ze maakten me wijzer en ze beïnvloedden mijn schilderijen. Bovendien zit het karakter van mijn voorouders in mijn genen. Ook dát zet zich door in mijn schilderijen.

 

Wat vertelde je grootvader zoal? Laat ons eens meegenieten.

Als ik dát doe, ben ik vertrokken voor een lang verhaal. Maar ik zal het kort trekken. Me beperken tot enkele anekdotes. Oké? Zij scheppen al een duidelijk beeld van mijn voorouders. Je zult het merken. Mijn voorouders waren altruïstische optimisten. Ze zorgden meer voor de anderen dan voor zichzelf. En dat zonder enig eigenbelang. En steeds blijmoedig.

 

Je maakt me nieuwsgierig. Vertel op.

Eén van mijn voorouders was zó een rijkaard dat gans Gent  hem kende. Voornamelijk om zijn zotte buien. 't Was in de tijd dat er nog geen auto's waren. Hij had de gewoonte om vóór zijn deur zeven koetsen te laten komen. Piekfijne koetsiers, piekfijne paarden. De eerste reed voor en hierin legde hij zijn wandelstok. Daarna de tweede. Daarin legde hij zijn sjerp. De derde, daarin zijn buishoed. In de vierde zijn handschoenen. In de vijfde zijn mantel. In de zesde zijn hond. En uiteindelijk de zevende waar hijzelf insteeg. De ganse stoet reed daarna door Gent tot voorbij de drie torens. Nota bene, wij zijn al meer dan tweehonderd jaar Gentenaar. Vanaf het Rond Punt stonden de mensen buiten te kijken. Dat was toen spektakel! Aan zijn stamcafé aangekomen, stapten de ruiters af en brachten hem in goede volgorde zijn kledij en hond. En, à propos, zijn koetsiers en paarden werden door hem rijkelijk onderhouden.