- 244 -

 

HOOFDSTUK  XXX

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

DE  START

 

"De kunstschilder en zijn schilderij

zijn twee aparte entiteiten,

die mekaar hebben geschapen."

 

Opnieuw stapte henry een totaal andere samenleving binnen: de wereld van de kunstenaars.

 

<<<<< 

De Gouden Pluim,

gelegen op de Vrijdagmarkt

in “ ’t Kuipke van Gent”,

was toen dé gerenommeerde kunstwinkel

voor kunstschilders.

(Foto 2009.)

<<<<< 

 

In recordtempo verslond hij zo'n tachtig kunstboeken en verdiepte zich in alles wat een kunstschilder moest weten. Qua kunstgeschiedenis, anatomie, kleurgebruik en boekhouding kon hij gedeeltelijk terugvallen op zijn parate kennis en de lessen geschiedenis, economie, biologie en fysica, die hij in het middelbaar en hoger onderwijs had gekregen. Enkel wat geheugenopfrissing en hier en daar wat detailonderzoek volstonden. Voor al de rest was een grondige studie noodzakelijk: teken- en schildergerei, gereedschap en materialen, technieken, composities, perspectiefregels, studie van licht en schaduw, verftypes en pigmenten, doeken en panelen, figuren, lijnen en vlakken, onderwerpen, het inlijsten en kleine restauraties. In zijn overvolle boekenkast met naslagwerken en interessante, reeds gelezen lectuur was geen plaats meer voor deze kunstboeken en in afwachting van een groter huis, verzamelde hij ze dan maar in enkele kartonnen dozen.

 

Vooraleer aan een schilderij te beginnen, gebruikte henry zijn visueel geheugen. Hij bouwde een beeld op dat overeen kwam met zijn gevoel of idee, veegde hier wat uit, voegde daar wat bij en zag uiteindelijk precies zijn schilderij alsof ze reeds op doek stond. Daardoor won hij veel tijd en spaarde meteen verf en materieel. Pas als het beeld volledig zijn gedachte of gevoel vertolkte,