- 252 -

 HOOFDSTUK  XXXII

 

Hulpvaardige Vos

"...laffe gasten, die eerst

hun trouwring afdoen..."

Altruïsme, tegenstelling van egoïsme;

henry, tegenpool van Zwijnemans.

 

De zeemachtofficieren hadden weinig respect voor Zwijnemans. Hij was een onbeschofte oorlogsveteraan, die tot kapitein-ter-zee ofte vierbander was opgeklommen enkel dankzij het bloedig strijdtoneel WO II, waarin over de gehele wereld vele miljoenen bekwame militairen en burgers de dood vonden. Hij zweeg in de marinebasis steeds angstvallig over zijn gedane studies en oorlogsprestaties en werkte zijn frustraties uit op zijn manschappen, omdat hij thuis maar weinig mocht bassen van zijn half hoofd grotere, bazige vrouw. Vanuit het derde echelon COMIENAV, zijnde enkel een mooi bureaumeubel en Zwijnemans zelf, kon hij nu als COM ofte groeperingscommandant bevelen geven aan twee korpsen, waaronder CENFORNAV, het grootste, dat in de marinebasis LTZ Billet onder bevel stond van korpscommandant Robyns. Maar niets belette de stafofficier henry om met Robyns' oogluikende goedkeuring vanuit het tweede echelon tegen te pruttelen als door Zwijnemans' egoïsme het belang van de manschappen van LTZ Billet in het gedrang kwam. En dat was tegenover de machtige COM niet gemakkelijk en niet zonder risico's voor een jonge luitenant. Maar dat kon hem niets schelen: de hulp aan zijn manschappen stond bij hem hoger dan het eigenbelang, die hij zou kunnen nastreven door bij de COM in het gevlij te komen. Als deze eiste dat zijn bureau stante pede prachtiger en prachtiger en nog eens prachtiger werd ingericht met mooiere tapijten, duurdere gordijnen en nog andere spullen, vond henry als adjunct-kwartiercommandant meestal een reden om dit zoveel mogelijk te dwarsbomen en gaf bevel aan zijn ploegen om ten bate van de divisies eerst de noodzakelijke herstellingen uit te voeren. Eens kwam in zijn bureau Zwijnemans binnen, zag henry's schilderij hangen en wilde dat 's anderendaags ook een paar ' henry's ' in zijn bureau prijkten. Luitenant henry zei dat dit niet kon. "En waarom niet?" siste de COM. "Omdat ze allemaal in handen zitten van galeriehouders", loog henry kortaf. Kort nadien liet Zwijnemans henry in zijn bureau komen. Aan de muur hing een mastodont van een afschuwelijk lelijk schilderij van het Brugs museum. "En wat denkt ge dáárvan? Ik heb die van de Brugse schepen van cultuur in leen gekregen", pochte Zwijnemans. "Zeer schoon", loog henry, want die vrouw had in de museumkelder tussen de brol gezocht.

 

Ook in de burgerij handelde henry in het belang van anderen. En als hijzelf niet bij machte was om te helpen, vond hij altijd wel één van zijn vele opgebouwde relaties bereid om een goede oplossing te verschaffen. Zo ook toen een jonge vrouw ten onrechte in een krankzinnigengesticht werd gestoken.

-- Hoe was het vandaag? vroeg henry terwijl hij 's avonds na de dagtaak zijn uniform thuis aan de kapstok hing.

-- Goed, antwoordde zijn echtgenote. Maar met Feelijk gaat het minder goed, lachte ze vol binnenpretjes.

-- Wat is er met Feelijk?

-- Z' hebben haar in 't zothuis gedraaid.

-- In 't zothuis? reageerde henry ongelovig. En haar kinderen dan? Dat kan toch zomaar niet...