- 278 -

 

En wat is er met die daders gebeurd?

Die para's zijn uiteraard voor de krijgsraad gevlogen en gestraft. Zulke mensen mogen geen militair zijn.

 

Hebben je matrozen nadien die para's nog aangevallen?

Hoegenaamd niet. Want een groep die merkt dat hij in alle omstandigheden op z'n leider kan rekenen, voert getrouw zijn bevelen uit. Da's toch simpel. Kijk maar naar onze politiekers: zij wilden in de jaren van de millenniumwisseling enkel hun dikke portemonnee blijven vullen.

 

Hoe is het daarna tussen u en Klipmans afgelopen?

Die haalde de ene stoot na de andere uit. Eens gooide hij, ook in 't bijzijn van ondergeschikten, in het bureel van de N3 vanaf de deur een zwaar dossier naar het hoofd van zijn N3-officier, omdat die zogezegd het verkeerde dossier op z'n bureau had gelegd. Maar Klipmans had het verkeerde gevraagd! Gelukkig dat de N3 zich vliegensvlug had gebukt. En tegenover mij? Al wat ik deed, schreef hij bij het hoger echelon op zijn naam. Dat is zijn goed recht. Maar als hijzelf iets verkeerd had uitgespookt... Eens passeerde ik bijvoorbeeld zijn openstaand bureel en betrapte hem voor de zoveelste keer op een leugen: hij was aan het telefoneren met het derde echelon en vertelde dat ik, zijn N1, een grove fout had begaan, terwijl hij er zelf de schuld aan had. Meer nog: ik wist van die hele zaak zelfs niets af! Zulke gedragingen zijn een officier onwaardig. En als een MSI kwam aanmeren, stormde hij, de korpscommandant in hoogsteigen persoon, uit zijn bureau en nam vanop de oever tijdens 't aanleggen het bevel van het schip over. Meermaals heb ik de commandanten van die MSI's woedend naar hun kajuit zien lopen. Bovendien beledigde Klipmans hiermee ook zijn N3, de verantwoordelijke voor alle operaties. Tegenover de N4 was Klipmans echter steeds voorzichtig. Raar, hé. Ik hoef je niet nog meer te vertellen zeker?

 

Met zo'n overste valt toch niet te werken?

Dat is waar. En als de kop van een vis stinkt...  Ik kan je verzekeren dat de officieren, die ik bij de zeemacht heb leren kennen, allemaal prachtkerels waren. Stuk voor stuk prachtkerels. Goede leiders. Mannen waar men kon op rekenen. Maar onder de tarwe vindt men ook wat onkruid. Klipmans was zo'n uitzondering. Ik heb daar in Nieuwpoort mijn uiterste best moeten doen om er de goede mentaliteit in te houden.

 

Enne... lukte dat goed daar in de westhoek?

Ja, opperbest. Die stoere zeebonken droegen me op handen. Dat gevoel deed deugd. 't Gevoel van door grondig geselecteerde kerels gerespecteerd te worden. In die twee jaar heb ik maar één gastje gehad, dat niet deugde.

 

Wat was daar mis mee?

't Was een gastje dat, hoewel er in 't Klein Kasteeltje onder de kandidaten voor de elitetroepen een aparte strenge selectie werd toegepast, als matroos-milicien toch door de mazen van het net was geglipt. 't Was een gewiekst bandietje. Wat zeg ik? Ne bandiet, dát was hij! Nen echte gangster! Want hij sloeg zijn vader, een groot invalide, thuis regelmatig tegen de grond in elkaar.