- 320 -

 

 

Elke goede officier moet álles voorzien en gelukkig had henry de dokter zijn gegevens gevraagd en gekregen. Er ontspon zich nu een druk telefoonverkeer tussen het Marine Commando Oostende en het Marine Commando Brussel, tussen het derde en het vierde echelon. Zelfs de admiraal begon zich persoonlijk met het 'geval henry' bezig te houden met als eindresultaat, dat henry gelijk kreeg en aan wal mocht blijven. De profielwijziging was erdoor! De emoties van die dag zorgden ervoor, dat VTZ henry die morgen meteen twee dagen verlof nam en zich pas op 't einde van de week terug bij de N1-adjunct in Oostende liet zien. In diens bureau was het die vrijdag echt hectisch en henry, die zelf ook N1 was geweest, kon zich goed inbeelden wat er in het hoofd van zijn collega omging. Messages, regelingen, wijzigingen, mutaties, telefoons, bevelen, alles liep door elkaar en de N1-adjunct trachtte in die wirwar met zijn personeel de juiste koers te houden. VTZ henry stelde zich, om zijn collega niet te storen, stillekes bij het groot venster op en zag met een beetje weemoed hoe een schip de trossen los gooide. Voor de zoveelste keer rinkelde de telefoon. 't Was het Oppercommando van de Marine in Brussel.

-- Wat? Een officier? Nu maandag? Waar moet ik die gaan halen? riep de N1-adjunct wanhopig en legde de hoorn neer.

Hij zakte op zijn stoel neer, sloeg zich een paar keer voor het hoofd, sprong terug recht, ging naar een groot bord kijken, waarop zowel van de schepen als van de basis al het personeel stond vermeld.

-- Ik kan geen enkele officier missen, concludeerde hij vijf minuten later terwijl hij zich omkeerde en zijn blik over zijn onderofficieren en henry liet dwalen.

-- En hčm dan? trachtte een onderofficier te helpen terwijl hij naar de fiche van een officier wees.

-- Hem ook niet. Zijn schip is stand-by, zuchtte de N1-adjunct en weeral dwaalden zijn ogen over henry en de onderofficieren.

-- Maar, luitenant, 't is een bevel van Brussel! We móéten iemand vinden! bromde een onderofficier.

-- Ik weet het, ik weet het. sakkerde de N1-adjunct terwijl hij door zijn kantoor begon te ijsberen.

-- En die kapitein van gisteren?

-- Nee, die ook niet. En nog iets: de meeste officieren wonen in Oostende en alle dagen die navette naar Brussel!

-- Desnoods iemand van de basis? opperde een andere onderofficier.

-- Onze stafchef kan hier ook geen officier missen, dat weet ik en dat hoef ik hem zelfs niet te vragen, pufte de N1-adjunct en weeral liet hij zijn blik gaan over de aanwezigen, maar plots keerde die terug en bleef rusten op henry, die allang glimlachend de oplossing had gezien.

-- Laat ons eens telefoneren naar... zei een chef, doch hij werd door zijn officier onderbroken.

-- Maar... Maar... Gíj kunt misschien? begon de N1-adjunct heel voorzichtig, terwijl hij henry met vragende ogen bleef aanstaren.

-- Ik wil wel, knikte henry, die hiermee een brede lach toverde op het gezicht van zijn collega.

-- Ja? Echt? Écht?? Dan stuur ik meteen een message met je naam naar Brussel! jubelde de N1-adjunct.