- 386 -

 

 

Ze bedoelden toch zeker niet een Colt, je weet wel: zo'n pistool?

 Toch wel. Luister maar. Terwijl ik genoeglijk langsheen de omheiningsdraad mijn weg naar de autobus vervolgde, zweefden plots de bezorgde gezichten van die twee mannen van de militaire politie me voor de geest. Kommervol hadden ze mij, toen ik nog even achteruit had geblikt, door hun venster staan nakijken. Er klopte dus iets niet. Een man met een Colt, hadden ze gezegd. Of had ik het niet goed gehoord en was het 'een man die met een Colt zwaaide'? Plots bleef ik staan en begreep ik de ernst van mijn situatie...

 

Dat je in gevaar verkeerde?

 Absoluut. Op dat moment was ik ervan overtuigd: 't was geen grap van die MP's, 't was pure ernst. Ik stond al halverwege de omheiningsdraad. Op het einde van die draad stond de derde wachtpost. Daar moest ik de hoek omslaan en dan stond ik op de openbare weg, waar zo'n vijftig meter verder mijn bus naar het treinstation wachtte. Die weg volgde ik alle dagen na mijn werk. Dat had La Belle destijds zeker gezien. En dat wist haar hyperjaloerse partner nu dus ook! Dáár, achter die hoek, stond die patat op mij te wachten, daar was ik plots stellig van overtuigd. Te wachten met een Colt, ook dát was ik zeker, want ik wist dat hij thuis drie wapens had. La Belle was zijn bijzit, maar met zijn twee vorige vrouwen was hij gehuwd en de eerste van hen was zeer jong gestorven... door zelfmoord. Dat had La Belle me eens verteld. In Arlon...

 

Olala, de puzzelstukjes begonnen in elkaar te vallen, hè: La Belle was dan al de tweede zelfmoordenares! Haar partner was misschien... Maar eerst nog een vraagje; had je iets gehad met La Belle?

 Maar nee, man! 'k Zou het wel duizend keer herhalen: begin nooit een relatie met een ondergeschikte! Aan die regel hield ik me strikt. Als je als baas die regel met de voeten treedt, kom je absoluut in moeilijkheden. Zo onverstandig ben ik niet. Maar dat ging die geobsedeerde patat toch niet geloven, hé.

 

Je zat inderdaad met een probleem. En een gsm bestond in die tijd nog niet.

 Daarmee had ik natuurlijk de Rijkswacht kunnen alarmeren. 't Ging immers om een dolgedraaide burger. Maar de kans bestond dat die patat van La Belle daar niet stond. In dat geval zou het een belachelijke en paniekerige indruk maken als ik de hulpdiensten onnodig verwittigde. 

 

Natuurlijk, uiteindelijk wist je niet zeker of hij daar wel op jou stond te wachten.

En toch 'voelde' ik dat Patat ginder achter die hoek met Pietje de Dood een verbond had gesloten. Flarden van gedachten flitsten door mijn hoofd. In Arlon had ik als marinier geleerd hoe ik een gewapende moest aanvallen. Maar 't bleef toch enigszins riskant, al wist ik één ding zeker: ik zou mijn leven duur verkopen. Met vertraagde pas vervolgde ik mijn weg en dacht vlug na. 'k Stond terug stil. Het personeel van het ministerie stapte me in massa gezwind voorbij. Sommigen keken even naar me om en vroegen zich af waarom ik zo treuzelde. Ik was de situatie aan het analyseren. Ik had geen wapen bij en het wapenmagazijn was gesloten.