- 418 -

Toen hij in het UZG voor het eerst terug wakker werd, zag henry draden en buisjes die van zijn lichaam vertrokken naar controleapparaten en een katheter, die boven het hoofdeinde van zijn bed hingen. Rechts van hem een wit gordijn, waarachter blijkbaar een tweede patiënt lag. Op het einde van het klein vertrek een dokter, die met een verpleegster aan het fluisteren was. Behalve dat was het muisstil. Waarom lag hij hier eigenlijk? Dan schoot het hem te binnen dat hij een hartinfarct had. O ja, dáárom. Maar een hartinfarct betekende toch het einde?! Hij had al altijd alles voorzien, maar zoiets had hij op zijn leeftijd niet verwacht. Hij had aan Monique nog niet gezegd wat ze in geval van zijn overlijden allemaal moest doen voor zichzelf en voor Sven. Wat ging er nu geworden van haar en zijn zoon? Misschien bleef er toch nog voldoende tijd over om het haar diets te maken, vooraleer hij zijn ogen definitief ging sluiten. Ja, dát was het: hij moest haar nu zo vlug mogelijk bij zich laten komen. "Wanneer ga ik sterven?" vroeg hij onomwonden. De verpleegster schrok en kwam vlug naar de controleapparaten kijken. "Voelt ge iets? Hebt ge ergens pijn?" vroeg ze op haar beurt. "Neen", antwoordde henry. "Wees dan maar niet ongerust. Alles is in orde", glimlachte ze. Alles in orde... Hoe kon dat nu? Ging hij dan niet sterven? Hij had het geluk dat in die tijd ook de geneeskunde met rasse sprongen was vooruitgegaan.

*

"Sven mag niet meekomen. Ik alleen mag u in de Intensieve Zorgen komen bezoeken", had Monique hem meegedeeld. "Hebt ge mijn werk verwittigd?" had hij haar gevraagd. "Ja. Ze konden het niet geloven." Na een kwartiertje moest ze vertrekken. De tijd kroop met schokjes voorbij. De ene minuut was hij wakker, de volgende minuut lag hij weeral te slapen. Zijn bed was als een witte wolk waarin hij zweefde. Nu eens zag hij Monique, dan weer niet. De eerste twee dagen had hij zeer veel pijn. Dan kreeg hij injecties of medicamenten. De dagen gingen traag voorbij. Hij raakte de tel kwijt door het voortdurend in slaap vallen en weer wakker schieten. Hoe groot Moniques overlevingspensioen ging zijn en of zijn schilderijen wijd en zijd gingen bekend worden, dát waren zijn grootste bekommernissen.

*

"Het ergste is voor u voorbij. We gaan u vandaag naar een zaaltje brengen, waar ook andere patiënten aan het herstellen zijn. Nu ligt ge nog in de Intensieve Zorgen van Blok K2 en we brengen u naar de Intensieve Zorgen van Blok K12 op het twaalfde verdiep."

*

In het midden van het zaaltje zat een man in het wit. Een dokter? Een verpleger? Om niet onbeleefd te zijn, vroeg henry het niet. "Ge moogt hier rondwandelen als ge dat wilt. Maar voorzichtig, hé. Langzaamaan." De eerste dag begon hij dat al te doen. Voorzichtig ging hij rechtop zitten en keek rond. Acht bedden stonden rondom de man in het wit. In elk bed lag een hartpatiënt. Voorzichtig schoof hij van zijn matras en slenterde voorbij de zeven anderen. Telkens bleef hij staan om even kennis te maken. In het laatste bed zag hij enkel lang, grijzend haar boven het laken uitsteken. Dat moest een vrouw zijn. Hij wandelde naar de man in het wit en fluisterde: "Wat scheelt er aan haar?" De man keek van zijn acht beeldschermpjes op en antwoordde stilletjes: "Zij heeft het opgegeven." Opgegeven? Dat mocht niet. Wat later maakte henry terug een toertje en terwijl de zeven anderen nog steeds in hun bed bleven liggen, begon hij mopjes aan hen te vertellen. Ze begonnen te lachen. Ach, ja, er bestond ook nog zoiets als plezier hebben en plezier maken! Hij zag enkel hun gezicht en daar verscheen een permanente brede glimlach op. Maar in het bed met het grijzend haar kwam er nog geen beweging.

*