- 425 -

Dat lijkt inderdaad onbegrijpelijk. In die tijd was de cardiologie nog in volle ontwikkeling.

 Nu jij dat zegt: een porre - zo noemden we een studentin in die tijd - had een lang onderhoud met mij tijdens mijn verblijf in het UZG, omdat ze een thesis wilde maken over mijn 'geval'. Ze kwamen haar zelfs roepen om mee te gaan eten, maar ze vond mijn 'geval' zó specifiek dat ze verder bleef noteren. De dag nadien verliet ik het ziekenhuis met vijf belangrijke doktersvoorschriften. Eén: een lijstje met de nodige medicatie. Dat werd naar mijn huisdokter gestuurd. Twee: een verbod om te roken. Daar keek ik verbaasd van op, want ik rookte de pijp en inhaleerde nooit. Drie: een verbod om met de auto rijden. Vier: een lijst met wat ik wel en niet mocht eten en drinken. Eigenlijk stond ik voor minstens een jaar op dieet. Vijf: ik moest het volledig anders aanpakken, veel minder werken, de stress vermijden en het voortaan kalm aan doen. "Gij cijferde uzelf altijd weg en dat is niet goed", commentarieerde de dokter.

 

En heb je je aan al die voorschriften gehouden?

Stipt! Ik kan je verzekeren, dat je na zo'n hartinfarct geen tweede meer wilt beleven. Toen ik het ziekenhuis verliet, voelde ik me als een koorddanser boven een mijnenveld. En toen ik drie maanden later op 9 december terug mocht gaan werken, werd ik op het Ministerie met open armen ontvangen, maar ik ging niet meer naar de bars en de officiersmess. 's Middag bleef ik wijselijk mijn boterhammetjes op mijn 'schip' eten. Mijn warm avondmaal at ik dan thuis.

 

Je kon in de bars toch nog een bruisend watertje drinken of zo?

 En beschouwd worden voor een sukkelaar? Neen, dat is niets voor mij. Bovendien vergt de aanwezigheid in een bar een zekere toewijding en dus een belasting van het hart.

 

Als ik het goed begrijp, ben je na het ziekenhuis nog drie maanden thuis gebleven.

 Ziekteverlof. De dokter wilde me zelfs nog een maand langer thuis houden. Maar met zijn toestemming ging ik toch liever al vanaf december gaan werken. Mijn plichtsbesef, hé. Ik beklaagde het me wel even toen de Brusselse stadsbus over kinderkopjes reed.

 

Over kinderkopjes?

 Zo noemden we de grote, ronde kasseien waarmee men sommige straten had geplaveid. Die deden de bus zodanig schokken - iets wat men normaal door de grote schokdempers nooit voelt - dat mijn hart, dat zich nog aan het herstellen was, precies tussen mijn keel en mijn maag over en weer aan het springen was. Dát deed pijn, zeg! Met beide armen moest ik mijn borst vastdrukken om de pijn te verzachten.

 

En die longembolie?

 Oh ja. Ik ben een beetje afgedwaald. Daar moest ik het inderdaad nog over hebben. Awel, ik moest dus van de dokter alles kalmweg doen. Dus niet beginnen sprinten, maar kalm wandelen. Daarom begon ik Monique te vergezellen. Ze deed elke morgen op de Zwijnaardsesteenweg haar boodschappen te voet met een trolley. Je weet wel: zo'n grote boodschappentas op wieltjes. Daarom kon ze niet al te vlug gaan. Die winkels lagen niet ver ook. Tien minuutjes. Dus ideaal voor mij om mee te gaan. Alleen spijtig dat ze dat elke dag deed om tegen haar moeder MM twee uur te kunnen gaan kletsen. Dáár is die longembolie begonnen.