- 449 -

 

 

Wat voor kinderspelleke is dát nu? Op hoeveel verlofdagen had jij op dat moment nog recht?

Een officier kon per jaar tot zestig verlofdagen nemen, maar hij had er geen recht op. Vooraleer Waalmans mijn aantal verlofdagen verminderde, stonden er nog drieëntwintig op mijn lijst. Waalmans verminderde die dus tot acht. Hij dacht dat hij me hiermee hard had getroffen. Integendeel! Content dat ik was! Eigenlijk was het dom van hem om me zoiets mee te delen, want ik had er als officier toch geen recht op. Nu wist ik zeker dat hij zich niet ging verzetten als ik de acht resterende woensdagen thuis bleef. Meer was voor mijn gezondheid niet nodig en uitgebreid de eindejaarsfeesten vieren kon ik toch niet.

 

Hahaha. Zijn kogel had dus geen doel getroffen.

Die was inderdaad nutteloos. Ik vernam wel dat Waalmans in de clinch was gegaan met de dokters van de Zeemacht. Zelfs met de hoofddokter van de Zeemacht en die was ook kolonel. Waalmans interpreteerde sommige artikels van hun reglementen op een totaal verkeerde wijze en betwistte de juistheid van hun beslissingen. De dokters steigerden en wezen Waalmans zelfs terecht omdat hij volgens artikel 107 'halftijds werk' noemde wat in werkelijkheid volgens artikel 102.c 'bijzondere vrijstelling van dienst' was. Een heel groot verschil voor hun patiënten. Hierna ontketende Waalmans een venijnige oorlog met de dokters.

 

Waarschijnlijk allemaal Vlamingen. Eén voordeel: daardoor werd de toestand voor jou misschien wat minder gespannen.

Bah bah. Hij kondigde op één van zijn oneindige morgenvergaderingen af dat hij de deur van de gang die naar mijn 'schip' liep, ging laten sluiten en dat geen enkele bezoeker nog in mijn gang mocht binnenkomen. Diezelfde dag nog werd dit een feit met een waarschuwing op het ingangspoortje. Maar weeral had Waalmans geen geluk: mijn hartinfarct redde me.

 

'Mijn hartinfarct redde me', haha, leg me dat eens uit.

Zijn beslissing verspreidde zich als een lopend vuurtje. Meteen gingen de dokters ertegenaan. Ze stuurden hun verbindingsman Jo op mij af. "Ah, Jo! Hoe zijt gij hier geraakt?" vroeg ik hem verwonderd. "Maar, commandant," antwoordde Jo, "dat is toch niet moeilijk. Toen ik in de gang zonder zijn toelating binnen kwam, botste ik direct op hem. Hij wilde me de weg versperren, maar ik zei hem: sorry, kolonel, maar ik ben hier met hoogdringende medicamenten voor commandant henry. De kolonel kon dan niet anders dan mij doorlaten." Jo en ik hebben toen fel gelachen, maar in alle stilte. Want het bevel van Waalmans dat er niet mocht gelachen worden, gold nog altijd.

 

Gold dat nog altijd? Na drie jaar?

Ja, drie jaar lang! Men zegt nochtans: lachen is gezond. Daar heb ik dus niet kunnen van genieten.

 

Hij heeft het zeker wel opgegeven na al die tegenwerking?

En jij gelooft dat? In de lente van 1988 begon Waalmans de voorschriften die de militaire dokters aan mij hadden geadresseerd, te onderscheppen. Hierdoor kon ik me tegen hem niet meer verweren als hij me verplichtte om te werken van kwart vóór negen tot half vijf. Ik heb het toen enkele weken volgehouden en ik was er kapot van. Mijn huisdokter Vandendriessche schreef me toen enkele dagen ziekteverlof voor.