- 524 -

 

 

 

KADHAFI

Ik had eigenlijk twee peters. Een pépé-van-verre, die buiten Brugge woonde. In Assebroek of zo. Dat was de vader van Berten. En een pépé-van-dichte, over wie ik al gesproken heb. Op zekere dag had hij in een café kennis gemaakt met ene Kadhafi en bracht hem mee naar ons huis. Op die manier werd Berten met hem bevriend. Dat heeft me bijna ook de dood ingejaagd.

 

DE SECUNDAIRE SCHOOL

Op mijn ouders heb ik nooit kunnen rekenen. Ik zorgde meer voor hen dan zij voor mij. Voornamelijk als ze zat waren en dat waren ze meestal. Als ze vochten, ging ik tussen hen staan en dan stopten ze. Als ik in de problemen kwam, zeiden ze dat het mijn eigen schuld was of dat ik het maar zelf moest oplossen. Daarom zei ik hen niets meer als er mij iets overkwam. Zoals die keer toen de directeur van mijn school me wilde verkrachten.

 

DE KASTEELHEER VAN LOPPEM

In mijn jeugd had ik maar weinig mensen op wie ik werkelijk heb kunnen rekenen. Slechts een vijftal: mijn pépé-van-dichte, Maurice, de Liftboy, een marineofficier en de kasteelheer van Loppem.

Toen Timi over die marineofficier vertelde, besefte henry plots dat ze gelijk had. Hij herinnerde zich vaag dat hij eens in het holst van de nacht een meisje op een brug had aangesproken en wat verse moed had ingepompt.

 

 

PLECHTIGE  COMMUNIE

Op mijn plechtige communie liep het geheel mis. Twee pastoors hebben me toen willen misbruiken. Kunt ge u dat voorstellen? Ik was nog maar elf, twaalf jaar!