- 616 -

 

 

DE   DODENGANG

 

 

 

 

“Het is hier eng, hé,” fluisterde henry met zichtbare eerbied, “maar toen ik mijn grootvader jaren geleden een groot plezier heb gedaan door hem op zijn verzoek met mijn auto hiernaartoe te brengen – want hijzelf kon niet met een auto rijden – was hij verontwaardigd over de mooie presentatie van deze loopgraaf aan de toeristen. Toen hij in de Eerste Wereldoorlog hierin leefde en moest vechten, zo vertelde hij mij misprijzend en triestig tegelijk, was het hier allemaal modder, slijk, vuil en smerig en het stonk hier naar bloed en urine. Die smerigheid kon men volgens hem onmogelijk in het gemoed van de toeristen doen doordringen. Zijn beste vriend sneuvelde hier op de plaats waar wij nu staan, en zakte naast hem in elkaar, in het stinkend slijk. Een kogel van een scherpschutter. Eén op de drie Vlaamse jongens die in de Dodengang werd gestuurd, sneuvelde hier. Mijn grootvader heeft hier nooit één Waal gezien. Die mochten bediende spelen, zei hij, op de veilige bureaus van de officieren, zogezegd omdat Walen beter konden schrijven dan Vlamingen…”

 

’s Anderendaags vertrokken ze naar de Kluisberg in de Vlaamse Ardennen. Tot deze heuvel van 141 meter hoog voelde henry zich al van kindsbeen af aangetrokken. Waarom? Hij wist het zelf niet goed. Misschien wekte het gezang van de vogels op deze rustige, bosrijke plek zijn interesse en zijn gevoel voor romantiek op? Per slot van rekening was zijn grootvader een vogelliefhebber geweest en zat dit nu ook in zijn genen, zeker? Hij had zelfs thuis een glazen vogelvolière gebouwd. Nu, op deze rustige vrijdag van 14 april 1995, genoot hij samen met Timi van een deugddoende wandeling met de vier honden en van een lekker drankje op een terras vlakbij het bos. Maar één ding had hem toch een beetje getroffen. Terwijl hij daar vroeger rondom alles in het Nederlands had zien staan, prijkte er nu een plakkaat met Mont-de-l’Enclus en waren er overal Franstalige teksten. Was het dan toch juist dat de Walen beetje bij beetje probeerden Vlaanderen in te palmen? Na een kalme nacht in de motorhome aan de rand van het bos vertrokken ze naar Ellezelles. Daar werden ze door de bewoners opnieuw met open armen ontvangen en legde henry op film alle plekjes vast waar hij en Timi in de eerste maand van hun huwelijk hadden verbleven. Daarna vertrokken ze naar Beloeil en henry toonde er aan Timi het kasteel waar hij als klein kind zijn meikevers had kunnen redden. Vandaar ging het richting Marche-les-Dames. Daar wees henry de rotsen aan waarop hij had moeten klimmen, wat een onderdeel vormde voor zijn opleiding tot officier-marinier. Ook begeleide hij Timi tot aan het Kwartier van de Paracommando’s, waar men hem tijdens die opleiding had ondergebracht. Uiteindelijk bezocht hij met Timi de plek waar Albert I was verongelukt. De dag nadien vertrokken ze naar de voor henry aantrekkelijkste stad van Wallonië: Dinant. Naar deze stad had hij al meerdere keren gereisd, een stad die romantisch genoeg was om er een schilderij van te maken. Na Dinant vertrokken ze naar Han-sur-Lesse. De kille, fabelachtige ‘Grotten van Han’ hadden al op de kleine henry een onuitwisbare indruk gemaakt tijdens een schoolreis, deels met hun kleurrijke stalactieten en stalagmieten, maar grotendeels met een hete tas Oxo die hij zich toen halverwege het parcours in een enorm hoge galerij had kunnen aanschaffen om zich lekker op te warmen. Vandaag was het de beurt aan Timi om naast henry de pracht van deze grotten te leren kennen. En net zoals vroeger lag er op het einde van het parcours een bootje klaar om al varende de grotten te verlaten.