- 638 -

Op welk feestje was dat?

Ja, de Walen maken van alles een feestje. Daar zijn ze primus in. Deze keer begon het met een vernissage van een plaatselijke kunstenares in La Cabane de Sylvie. Dat was een chalet in het bos van La Houppe, niet ver van Ellezelles. Opnieuw werd mijn aanwezigheid met mijn echtgenote daar zeer op prijs gesteld. En het is dáár dat ik voor het eerst geconfronteerd werd met het fanatisme en de haatzaaierij van de Franssprekenden in België.

 

Wanneer was dat?

Op 14 maart 1999. Een zondag. Dat chalet was bomvol gelopen en toen de recensent volop zijn betoog aan het houden was, in het Frans natuurlijk, fluisterde een Waal, die dicht achter mij stond, me in het oor dat het Nederlands toch maar een dialect was.

 

Een dialect?! Dat klonk voor jou zeker erg vernederend? Het Nederlands is verspreid over minstens twaalf landen. Op de wereld spreken meer dan vijftig miljoen mensen Nederlands van thuis uit. Nederlands kan dus niet als een dialect bestempeld worden.

Natuurlijk niet. En daar kun je zelfs nog het Afrikaans als dochtertaal bijtellen. Waarom die man zoiets minachtends zei? Hij moet te weten gekomen zijn dat ik een Vlaming was. Ik keerde me om en gaf hem – hij was zo’n jaar of veertig – een gevat antwoord. Maar het kwaad was geschied en zo is mijn ‘spionage’ begonnen. Kort nadien was er zelfs al een tweede incident.

 

Welk incident was dat?

 

 

Dat voorval geraakte gekend als ‘het incident met het Kasteelbier’. In Ellezelles en omstreken waren er cafés en cafeetjes bij de vleet. In een ervan zat ik op een dag met Timi aan een tafeltje in het gezelschap van twee bewonderaars van mijn schilderijen, allebei Vlamingen: de ene was een vriendelijke, lange jongeman en de andere was een van mijn volgelingen. Toen de Waalse serveuse me kwam vragen wat ik wilde, zei ik: “Kasteelbier, s’il vous plaît”. Ze bleef me aanstaren en vroeg het opnieuw. “Kasteel”, herhaalde ik. Dat scenario ontrolde zich zo’n keer of vier. Toen zei ze luidop op aanmatigende toon: “Ah! Une Bière du Château!” Ik zat haar perplex na te staren en toen ze een tijdje nadien met de vier bestelde glazen terugkeerde, zei ik, ook luidop: “Ik bestel in een kaaswinkel in Vlaanderen toch ook geen Koe Die Lacht!” Die rechtzetting van mij deed de lange jongeman in een onstuitbare lachbui uitbarsten, terwijl hij met de vlakke hand op de tafel bleef kletsen en voortdurend herhaalde: “Geef me een koe die lacht… Geef me de koe die lacht…“

 

 

 

Was dat een oude serveerster?

Nee, een erg jong ding. Ze worden dus al thuis of op school tegen de Vlamingen opgestookt.  

 

Dat zal wel. Ze had ‘Kasteelbier’ wel begrepen, maar ze was duidelijk tegen het Nederlands.

Dat was dus al de tweede die daar tegen de Vlamingen was. Een paar dagen nadien stapte ik een willekeurige winkel van Ellezelles binnen om even iets uit te testen. Dat was bij een warme bakker. Ik vroeg in het Nederlands: “Een brood alstublieft.” – “Ne comprends pas”, kreeg ik als antwoord en naar mijn brood kon ik fluiten.