- N,m6,h7,3 -

Zij hadden een zeer lange schacht met aan het ene uiteinde het zogenaamde oog, dat als hefboom fungeerde. Aan het ander uiteinde was de gedrongen baard, die voor elk slot anders gevormd was. De handige jongens van Edmond konden met een dikke ijzerdraad heel eenvoudig passe-partouts maken waarmee zij alle kelderdeuren konden openmaken.

 Hoeveel hongerige Gentenaars ze op die manier hebben geholpen staat nergens beschreven. Het waren mannen met een gouden hart.

Alles gebeurde op eigen risico. En hoewel ze beseften dat het niet kon blijven duren, stopten ze niet. Vroeg of laat moest het uitkomen en ze durfden er niet aan denken wat hen dan te wachten stond.

Van tijd tot tijd hadden ze veel geluk. Zoals die keer dat ze met drieën in een donkere kelderruimte bij een klein lichtje voedsel aan het verzamelen waren. Ze hadden de deur achter zich met hun passe-partout terug op slot gedaan. Ineens stampte er een 'n voorwerp omver. Met een harde knal kwam het op de grond neer en trok de aandacht van Schwester Hilde, die per toeval ook in de kelderverdieping aanwezig was.

 

De drie mannen hoorden voetstappen naderen. "Doe het lichtje uit", fluisterde Edmond. Twee stelden zich tegen de muur, achter de deur. De een had een steen, de ander een zwaar stuk hout in de hand. De derde zat gebukt weggekropen in de donkerste hoek. Hun hart bonsde tot in hun keel.

De voetstappen hielden stil aan hun deur. Sleutels rinkelden. Gekraak in het slot. De twee achter de deur staken de armen naar omhoog, klaar om toe te slaan. De deur ging op een kier open. Een half gezicht keek de donkere ruimte binnen. Het zal misschien maar enkele seconden geduurd hebben, maar voor Edmond en zijn twee vrienden was het een eeuwigheid. Het gezicht trok zich terug en de deur werd opnieuw gesloten.

 

 

 

 

 

 

 

OOG

 

 

 

 

 

 

 

SCHACHT

 

 

 

 

 

 

 

 

BAARD

i