- H m14 h27,13 -

 

 

VEILIGHEID

 

EERSTE  OPDRACHT  VAN  EEN  GEVANGENE

 

Net als elke goed opgeleide marinier wist henry dat in eerste instantie de veiligheid van het allergrootste belang was, zowel voor zijn leger als voor zijn volk en zijn gezin.

 

Voor het geval hij ooit krijgsgevangen zou worden, nam hij zich dus voor zeker geen inlichtingen mee te delen aan de vijand waarmee deze zijn voordeel kon doen. Dit was niet enkel een nobel besluit, maar ook een bevel dat hij en zijn medestrijders hadden gekregen.

 

Inzake de ondervragingen van krijgsgevangenen stelden de politiekers echter de militairen voor een ongelijke strijd. Op de Conventies van Genève hadden de politiekers immers het Derde Verdrag ondertekend, waarbij een menswaardige behandeling van krijgsgevangenen werd voorzien.

 

Maar vele landen hadden dit verdrag niet ondertekend. Daardoor wist henry dat hij als krijgsgevangene harde momenten ging beleven bij zulke vijanden, die voorzeker alle mogelijke inlichtingen uit hem zouden willen persen. Vreselijke folteringen gingen misschien leiden tot de dood.

 

Desondanks mocht hij slechts enkele gegevens tijdens de ondervragingen meedelen: zijn naam, graad, stamnummer en geboortedatum. Reeds in vredestijd stonden die gegevens op een document dat vastgehecht was aan zijn militaire pas ofte dienstidentiteitskaart.

 

 

 

>>>>>
De enige

inlichtingen

die henry

of andere militair

als gevangene

mocht meedelen

aan de vijand.

 

(Recto van

henry's exemplaar

toen hij

commandant was.)
>>>>>