- H m17h39,2 -

 

BROECKSELE

EN  DE  FRANSE  VEROVERINGSDRANG

 

In de tiende eeuw ontstond aan de moerassige oevers van de Zenne de kleine nederzetting Bruocsela. 'Sela' komt van het Oud-Germaanse woord 'sala', wat nederzetting betekent en nauw verwant is met het Nederlands woord 'zaal'. 'Bruoc' betekent moeras. Uit Bruoc ontstond het Nederlandse 'het broek': een laag, drassig land.

 

Aangezien Bruocsela in het latere Vlaanderen lag met als voertaal het Nederlands, een Germaanse taal, ontwikkelde de naamgeving zich tot 'Broecksele' ofte 'Broekzele'  en nadien tot Brussel.

 

Met Napoleon als typisch voorbeeld toont de geschiedenis ons de ontembare drang aan die heerst bij Franstaligen om anderstaligen te onderwerpen of toch bij hen op zijn minst hun taal op te dringen. Dat wordt vergoelijkend als 'chauvinisme' bestempeld, maar is in werkelijkheid een gevaar voor een vreedzaam samenleven.

Een voorbeeld is het officieel bezoek van generaal Charles de Gaulle aan het Engelstalig Canada. Als president van Frankrijk gedroeg hij zich daar onbeschoft tegenover zijn gastheer: hij zweepte er de Franstalige minderheid op om zich van Canada los te rukken.

 

Het is dan ook niet te verwonderen, dat de Vlamingen in 1830 onder de dominantie van de franskiljonse bedrijfsleiders én de franskiljonse bourgeoisie én de franskiljonse katholieke kerk - en met plezier geholpen door Frankrijk! - ondanks hun overgrote meerderheid gedwongen werden om zich bij de Walen te scharen en zich van het protestantse Nederland los te rukken. Alzo ontstond België met een Vlaamse hoofdstad, Brussel, en een protestants koningshuis, dat nota bene van de Franstalige machthebbers zo vlug mogelijk moest omschakelen naar het katholicisme. En, hoewel de Walen de minderheid in België vormden, zorgde de veroveringsdrang van deze Franstaligen ervoor dat Brussel stilaan verfranste: Walen werden aangemoedigd om in Brussel te gaan wonen. Brussel werd door hen uitgesproken als "Brussèl", wat zij uiteindelijk als 'Bruxelles' neer pootten. Omdat de verfransing volgens hen niet vlug genoeg ging, stimuleerden de Franstalige politieke partijen in Brussel op 't einde van de twintigste eeuw de immigratie van overwegend Franstalige buitenlanders en waren daarin weinig kritisch zowel wat hun geaardheid als hun opleiding betrof. Als ze maar Frans spraken! Hierdoor kwamen voornamelijk ongeschoolden en fanatieke moslims de Belgische hoofdstad binnen en ontstond daaruit in 't begin van de eenentwintigste eeuw een onveilige en zelfs gevaarlijke EU-hoofdstad. Meer nog: moslimjongeren vielen er zelfs de politie, de brandweerlui, de verpleegkundigen en andere hulpverleners aan als die op de plek kwamen waar ze bijstand moesten verlenen. Ja, hulpverleners werden er zelfs door grote groepen van die jongeren naartoe gelokt en zaten dan als ratten in de val, waar ze met allerlei dodelijke voorwerpen werden bekogeld.

 

Of hoe het vredelievende Bruocsela veranderde in een criminele hoofdstad.

i