- H m17h45,6 -

 

 

maar dan ook zeer erg kwaad, omdat de regering een te gemakkelijke oplossing had gevonden om één miljard frank te besparen. De regering ging namelijk deze last enkel en alleen op de militairen afwentelen en dat was onrechtvaardig. Hun vergoedingen voor de speciale en zware opdrachten, de zogenaamde 'militaire lasten', zouden afgeschaft worden. De politiekers waren gerust: ze verwachtten weinig of geen reacties van de militairen, 'omdat die toch niet mochten staken', omdat die wel veel verplichtingen hadden, maar 'geen middelen om hun rechten te beschermen'. De politiekers vergisten zich echter. Militairen zijn meesters in strategie en tactiek... en ze kunnen vechten. Op de verjaardag van de koning kwamen de Belgische militairen in opstand en betoogden in Brussel met 10.000 man in burgerkledij. Officieren, onderofficieren, soldaten en matrozen. Nog nooit gebeurd! En henry was er uiteraard een levendige getuige van hoe ze in Brussel alles in het honderd lieten lopen. De militairen drongen zelfs door tot in de Wetstraat, een verboden terrein voor betogingen. De opgetrommelde Rijkswacht hield zich natuurlijk tamelijk passief. Eens chargeerde ze, maar de militairen wonnen. Ze namen het waterkanon van de Rijkswacht in en namen de wapenstokken af. Tegen de avond capituleerde de regering: "De 'militaire lasten' zullen niet afgenomen worden."

 

september: Eens te meer rezen er taalproblemen in België. Deze keer ging het over een Vlaamse school. Nochtans had men al op 1 september 1963 officieel de taalgrens getrokken tussen de Nederlandstalige gebieden in het noorden, zijnde Vlaanderen, en de Franstalige gebieden in het zuiden, zijnde Wallonië. De steeds luidere protesten van de Vlamingen hadden de Belgische regering in 1963 immers verplicht om de dominante opmars der Franstaligen richting Vlaanderen met een taalgrens tot staan te brengen. Aan weerskanten van die taalgrens lagen echter enkele gemeenten waarin 30% of iets meer anderstaligen woonde. In zo'n gemeente kon toen zo'n taalminderheid een aanpassingsperiode doorlopen om de officiële taal van de gemeente te leren beheersen. Een gemeente met zo'n taalminderheid noemde men een 'faciliteitengemeente'. Daar mocht de taalminderheid in die aanpassingsperiode aan de overheid vragen om nog in haar taal te worden bediend. De Vlamingen - van nature gedisciplineerder dan de Walen - begonnen aldus Frans te spreken in de Waalse faciliteitengemeenten. Zelfs in de Waalse faciliteitengemeente Comines, waar nog veel Vlamingen woonden omdat die gemeente vroeger aan Vlaanderen toebehoorde en dan de naam Komen droeg, begonnen de Vlamingen Frans te spreken. Maar het omgekeerde was niet het geval: de Franstalige minderheid wilde zich niet aanpassen en trachtte zelfs haar Vlaamse faciliteitengemeente te verfransen en in te palmen, bijwijlen door list en harde acties. Zoals in de gemeente Voeren. Daar werd een Franstalige nietsnut met een grote bek tot burgemeester verkozen en trachtte Voeren terug bij Wallonië in te lijven. Nog een voorbeeld van de Franse dominantie: in Comines kreeg een Vlaamse school voor enkele kinderen geen enkele subsidiëring vanwege de Franstalige Gemeenschap en moesten de ouders met hun kinderen bij de ingang spitsroeden lopen tussen de krijsende Franstaligen. Daarentegen kregen de Franstalige scholen met  zo'n 3.000 Waalse leerlingen onder de 12 jaar in de Vlaamse faciliteitengemeenten jaarlijks van de Vlaamse Gemeenschap een onderhoudssubsidie van ongeveer 3.000 euro per kind; dat was in totaal 9 miljoen euro, betaald met Vlaams belastinggeld voor Waalse kinderen! En het Frans fanatisme stond jaren later nóg in schril contract met de Vlaamse tolerantie: